NIEUWS: KOM BIJ DE FAMILIE

en wordt patroon op Patreon!
voor alle nieuwe 
transcripties - oefeningen
en alle
vier de maandelijkse podasts


patreon.com/user?u=80816210




PODCAST #78: DE DOCENT (2)


Mijn geld was gestolen. Mijn collega was als acteur in erotische films gaan spelen. De school waar ik gewerkt had, wilde mij en alle andere docenten niet meer hebben. Ze wilden overnieuw beginnen, met nieuwe mensen. Alle docenten die er hadden gewerkt toen hun geld gestolen werd, werden op een zwarte lijst gezet. Ik had geen werk en ik had werk nodig om in Japan te blijven, voor mijn visum en voor mijn huur natuurlijk. Ik moest weer ander werk vinden.

 

En wie ben ik? Ik ben Martijn, docent Nederlands, en dit is de Dutch Today podcast. Mijn podcast. Waar ik doe wat ik wil. Volg me ook op instagram en youtube. Vanaf volgende week zal een deel van de podcasts alleen op Patreon te luisteren zijn, want ik moet een heel klein beetje geld verdienen om door te kunnen gaan. Het maken van content kost me veel tijd. Ik zal per maand twee gratis podcasts op Spotify plaatsen, en twee die alleen voor Patreon leden zijn. De transcipties worden ook alleen op Patreon geplaatst. Het is maar drie euro per maand, dus steun mij alsjeblieft voor mijn werk en word lid via Patreon! De link staat in de beschrijving.

 

En het is een hele slechte week geweest. Niet voor mij persoonlijk, maar voor de wereld, bedoel ik. Ik heb vrienden aan beide kanten van het conflict, en ik heb dit weekend alleen maar gehuild. Dat was niet zo leuk voor mijn vriendin, die jarig was, maar ze begreep het natuurlijk. Ik heb gewoon heel veel gehuild voordat de gasten kwamen en nadat de gasten weer weg waren, zo had ze toch nog een leuk feestje. Nee, dat is een grapje want ik kan niet lang zonder grappen maken. En omdat het zo’n zware week was, wil ik vandaag niet een heel serieus verhaal vertellen. Ik ga daarom vandaag verder over mijn leven in Japan. Ik wilde eigenlijk verder gaan over het docentschap, maar omdat dit mijn podcast is en ik de baas ben, heb ik besloten een omweg te nemen en te vertellen over wat ik verder in Japan gedaan heb.

 

Toen ik uit het ziekenhuis kwam en aan de chemotherapie begon, had ik geen werk meer. Dat was niet meteen een probleem, want mijn oude baas betaalde voor de zes maanden dat ik niet kon werken mijn huur. Hij wist dat ik niet meer voor hem ging werken, maar dat wilde hij graag voor mij doen. Ondertussen zocht ik naar nieuw werk. Ik kon niet heel veel verschillende dingen doen, omdat mijn Japans niet goed genoeg was om voor een gewoon Japans bedrijf te werken. Die verwachten perfectie. Daarom ging ik de buitenlander-baantjes af. In een bar werken, Engelse les geven aan volwassenen en voor model spelen. Ik zeg voor model spelen, omdat ik niet echt een model was. Of ik voelde me niet zo. Maar ik had me ingeschreven bij een bureau en kreeg af en toe rolletjes als model voor Uniqlo of een reclame.

 

Maar als ik mezelf inschreef bij een modellenbureau, dan moest ik wel denken dat ik een knappe jongen was, toch? Dat is niet waar. Ik had namelijk al een ervaring in Nederland. Ooit ben ik van straat geplukt door een scout. Een meisje vroeg me op straat of ik ooit als model gewerkt had, en gaf me een kaartje. Ze hadden iemand nodig voor een reclame die gitaar kon spelen. Dat kon ik, en zo kreeg ik een rolletje in een reclame voor een grote verzekeringsmaatschappij. In die reclame speelde ik met verschillende mensen, van alle leeftijden en lichaamstypes. Zo realiseerde ik me dat modellen er in alle vormen en maten zijn. Iedereen kon een model zijn, als je maar een klein beetje kon acteren en instructies opvolgen.


Ik kon niet echt acteren dus dat was een probleem, maar ik kon gitaar spelen en dat was genoeg. Ik ben daarna nog voor een auditie gevraagd voor een wodka reclame. Voor de auditie was er een bekende actrice in de studio met wie ik samen moest spelen. Ik moest wodka drinken aan de bar. Zij kwam van achteren en probeerde me iets te vragen. Ik moest boos worden, haar opzij duwen en weglopen. De camera begon te draaien. Ik dronk aan de bar, en zij legde haar hand op mijn schouder. Misschien speelde ik iets te goed dat ik dronken was, want ik keek niet goed waar ik mijn hand legde – op een van haar borsten - en ik duwde haar zo hard dat ze op de grond viel. Ik ben niet teruggebeld voor die reclame.

 

In Japan ging het gelukkig iets beter. Ik heb niemand verwond. De meeste rollen die ik heb gespeeld op televisie waren kleine rolletjes, vaak in de achtergrond zonder tekst. Figuranten noemen we dat. Ik was bijvoorbeeld klant in een restaurant, of werkte op een kantoor, of was te gast bij iemand thuis. Ik kreeg honderd euro per dag. Soms waren de dagen heel kort, dan was ik met een uur klaar, maar soms duurde het de hele dag, twaalf uur lang. Dan moesten wij figuranten er als eerste zijn, en mochten we als laatsten weg. Het vervelende op die dagen, was dat de catering meestal slecht was. Dus je overleefde een hele dag op flesjes thee, snickers en chips.

 

Op een dag had ik mazzel en moest ik op een rondvaartboot meedoen aan een televisieserie. Dit was leuk omdat de acteur die de hoofdrol had, iemand was die ik uit films kende. Meestal kende ik de acteurs en actrices niet. Dan waren de mensen om me heen enthousiast dat ze iemand bekends zagen, maar had ik geen idee waar die persoon bekend van was. Niet op deze dag, want de acteur die ik op moest tillen en doen alsof ik hem uit het raam van de boot wilde gooien, kende ik van gangsterfilms die ik gezien had. De scene speelde zich af tijdens een diner, en de tafels in het midden van de boot stonden vol met sashimi en tempura. Tempura zijn gefrituurde groenten in deeg, iets dat de Japanners ooit van de Portugezen hebben overgenomen toen die in de 17e eeuw als Christelijke zendelingen in Japan leefden.

 

In de avond kregen we allemaal een warme maaltijd die besteld was bij een cateringbedrijf. Omdat Japan niet heel vegetarier vriendelijk is, hadden ze geen rekening gehouden met mensen die geen vlees aten. Ik en nog een meisje aten geen vlees, dus was er voor ons geen maaltijd. Daarom zei de regisseur: eet dan maar van de dingen die op tafel staan. Dat was veel lekkerder dan de voorverpakte maaltijden, dus de rest van de mensen waren jaloers op ons. En als je goed naar de aflevering kijkt, zie je tussen de shots het eten op tafel steeds minder worden. Toen het filmen over was, mocht de rest ook van het eten op de tafel eten, maar de sashimi was onder de hete lampen van een mooi roze en rood naar bruin gegaan, dus ik hoop dat niemand daar ziek van geworden is.

 

Het programma dat ik mij het beste herinner, omdat het misschien het leukste was, was een televisieshow over reizen. Een reisprogramma. Daarin waren twee mensen naar Nederland gegaan om verschillende dingen te zien en te doen, en ik stond met drie presentatoren en een panel van comedians in de studio om te praten over de videobeelden. Ik moest Nederlandse woorden uitspreken die ook in het Japans bestaan, woorden die uit het Nederlands komen, en commentaar geven op wat we in de videobeelden zagen. Het probleem was alleen dat ze alles via google hadden gepland. Ze hadden op google gezocht naar interessante plekken en fenomenen in Nederland, zonder een idee over hoe bekend deze dingen waren. Daarom kende ik de meeste dingen niet.


Ze wilden weten hoeveel het kostte om op een woonboot te wonen. Geen idee. Ze wilden weten waarom er treinen waren die achterstevoren reden. Had ik nog nooit gezien. Hoe was het om in een molen te wonen? Hoe moest ik dat weten? Ik gaf het op, ik kon ze niet helpen. Ik zei nog dat de trein die achterstevoren reed dat deed zodat hij makkelijker weer naar huis kon rijden op de terugweg, maar dat hebben ze eruit geknipt. En toen kreeg ik bijna ruzie met een van de comedians omdat hij zei dat je in Nederland geen hamburger zonder broodje kon eten, en mijn moeder maakte die zelf altijd.

Interessant om te leren was wat Japanners over coffeeshops dachten. In Nederland is wiet natuurlijk legaal, maar als Japanners in Nederland wiet roken, kunnen ze nog steeds in de problemen komen. Als de politie ziet dat ze in Nederland wiet gekocht hebben, worden ze gearresteerd, ook al is de wiet in Nederland gebleven – al hebben ze het in Nederland allemaal opgerookt. Het maakt de Japanse politie niet uit dat ze het in Nederland gelaten hebben. Ze mogen het nooit gekocht hebben. Illegaal is illegaal, ook als je het in een land doet waar het legaal is. Japan heeft een interessante historie met marijuana omdat het tot 1948 legaal was en zelfs belangrijk bij bepaalde Boeddhistische rituelen. Maar in 1948, na de tweede wereldoorlog, wilde Amerika dat het overal illigaal zou zijn en Japan luisterde, net als veel andere landen.

 

Tegenwoordig is wiet in veel Amerikaanse staten legaal. Misschien wordt het binnenkort zelfs op federaal niveau legaal. Maar in Japan is iedereen door zeventig jaar van anti-wiet propaganda nog steeds zo bang voor de plant dat ze haar burgers vertelt dat het ook op plaatsen waar het legaal is illegaal is voor Japanners. Natuurlijk kan de Japanse politie heel weinig doen wanneer het niet in Japan gebeurt, maar voor veel mensen is zo’n waarschuwing eng genoeg om het niet te doen. Het lijkt er ook niet op dat dit gaat veranderen. De boodschap van de Japanse overheid is nog altijd: wiet is gevaarlijk en verslavend en het zal je leven verwoesten. En of je nu van wiet houdt of niet, want dat is voor iedereen anders, dat het gevaarlijker is dan bijvoorbeeld alcohol, dat klopt niet.

 

Het is ook heel handig voor de overheid. Dit gaat misschien een beetje klinken als een complottheorie, maar ik weet dat dit gebeurt. Het is namelijk een vriend overkomen. Ik kende in Japan een zanger die soms wiet rookte. Hij werd door de politie betrapt. Ze hebben hem meegenomen naar het bureau en een rapport geschreven. Daarna is hij weer naar huis gestuurd. Als je een bekende Japanner bent, begint dan je wachttijd. Je wordt namelijk niet gearresteerd. Het rapport over jou wordt bewaard. Op het moment dat zich een politiek probleem of een schandaal voordoet, wordt jouw rapport naar de pers gelekt. Die vergeten dan dit politieke schandaal, want de meeste mensen horen liever over schandalen van bekende entertainers dan over politiek.

 

De entertainer biedt dan openlijk zijn of haar excuses aan en hoopt dat ze ooit een keer vergeven worden en weer als entertainer kunnen werken. Ondertussen weet iedereen in de entertainmentwereld van elkaar dat ze drugs gebruiken of affaires hebben. Een van de comedians met wie ik het TV programma over Nederland presenteerde, was niet veel later bijvoorbeeld op het nieuws omdat hij geld van gangsters had aangenomen, om met ze uit eten te gaan en hen te entertainen. Daar was het publiek weer twee maanden mee bezig. Maar goed, zo zie je dat je nooit kunt ontsnappen van politiek. Ik wilde vandaag alleen over leuke dingen praten, maar uiteindelijk kom ik weer op schandalen en corruptie.

 

Ik ben in ieder geval met mijn televisiewerk gestopt omdat ik niet meer naar audities wilde gaan. Die waren altijd een uur reizen heen, en een uur terug, en dan stond je met nog twintig mensen te wachten en te hopen dat jij het rolletje zou krijgen. Iedereen vond zichzelf de beste en iedereen was jaloers op elkaar. Daar had ik geen zin meer in. Ik kende professionele acteurs en zij waren constant gestresst. Bij elke auditie dachten ze, als ik deze rol niet krijg, moet ik een maand lang instant ramen eten. Ik heb liever zelf de vrijheid om te maken wat ik wil, daarom is youtube een perfect platform. En met youtube moet ik op dit moment verder! Ik moet een nieuw filmpje maken voor deze week. Volgende week ga ik weer verder met de podcast. Volg me via alle sociale media en laat een review achter op Spotify. Tot de volgende keer, doei!

PODCAST #77: TULPEN

 

Ik zat gisteren in de docentenkamer op school. Het was pauze, en ik at een broodje aan de grote tafel, waar de docenten vaak samen eten. Op tafel lag een flyer over een evenement voor studenten. Dit was niet heel speciaal, maar onder aan de flyer zag ik dat deze flyer niet op gewoon papier gedrukt was. Het was gedrukt op tupenbollenpapier. Je kunt blijkbaar papier maken van tulpenbollen. Dat wist ik niet. Ik wist wel dat je er soep van kon maken. Daarover zal ik zo meer vertellen maar eerst even de boodschappen.

 

Welkom bij de Dutch Today podcast. Ik ben Martijn, Nederlands docent, en ik maar deze podcast in de eerste plaats voor mensen die Nederlands leren. Volg me ook op instagram en youtube. Als je vragen hebt, kun je die op elk platform stellen. Laat alsjeblieft ook een review achter op Spotify, dat helpt mij. En heel erg bedankt aan de mensen die de podcast steunen met een donatie, dat help mij om verder te gaan. Ik zal in de nabije toekomst een patreon moeten starten, maar daarover later meer. Nu ga ik weer verder met mijn verhaal over tulpen.

 

Is tulpenbollensoep lekker? Nee, maar je kunt er wel van leven. Na de tweedewereldoorlog kende Nederland een heel koude winter. Door de oorlog en de koude winter was er niets te eten. Tulpen verkochten natuurljik niet, daar had niemand geld voor. Daarom verkochten de tulpenkwekers de bollen als voedsel. Deze werden voor soep gebruikt, of voor stamppot. Het warenhuis De Bijenkorf deelde recepten uit aan het personeel, en in de kantine werd tulpenbollenpuree gemaakt. De bollen werden door personeelsleden van het platteland gehaald. Dat was een gevaarlijke reis, omdat overal gevochten werd en de Duitse soldaten alles innamen dat ze vonden, eten, kleding en zelfs fietsen. Maar terug naar de tulp.

 

De tulp, of Tulipa in het Latijns, zijn een type lelie. Het is een zaadplant, wat betekent dat het via zaadjes nieuwe tulpen maakt. De tulp bloeit maar een paar dagen, in de lente. Er zijn 150 soorten. De meeste tulpen krijgen maar een bloembol per stam, maar er zijn ook tulpen die we vier bloemen per stam krijgen. Nu zien veel mensen de tulp als het symbool voor Nederland, maar oorspronkelijk werden ze geintroduceerd vanuit Turkije. In 1551 stuurde de Weense ambassadeur in Turkije zaadjes naar Oostenrijk, van de tulpen die hij daar had gezien. Een ver familielid van mij, Carolus Clusius – eigenlijk gewoon Karel Kluit, maar in die tijd wilden ze graag Latijns klinken, dat was chiquer – heeft de eerste tulpen in Nederland geplant, in de universitaire tuin in Leiden, de hortus botanicus.

 

De Ottomaanse sultans droegen soms tulpen op hun tulband, een type doek om hun hoofd. Daar komt de naam tulp vandaan, van tulband, dat van het Perzische doelband komt. Oorspronkelijk komt de tulp uit het gebied dat we nu Kazachstan noemen. Tulpen kunnen niet in een warm klimaat groeien, ze hebben een koude winter nodig. De bollen worden geplant in het najaar, in oktober of november. Er zijn veel verschillende mutaties van tulpen, waardoor ze er in verschillende kleuren zijn. Soms zie je een tulp met vlekken of strepen. Dit is het effect van een virusinfectie. De tulpen die uit de zaadjes van deze planten komen, hebben deze strepen of vlekken niet.

De eerste tulp die in het westen groeide, deed dat trouwens per ongeluk. Er was een koopman in Antwerpen die tapijten uit Turkije gekocht had, een paar jaar voordat Karel Kluit de eerste tulpen plantte. Tussen de tapijten vond hij een bol die op een ui leek. Toen hij hem probeerde te eten, merkte hij dat de bol niet lekker was. Hij gooide hem bij het vuilnis, maar een week later groeide daar een plant waar een mooie bloem uit kwam. Nu, dit is een beetje een vreemd verhaal, omdat je misschien denkt: als je een bol tussen tapijten vindt, waarom zou je die proberen te eten? Maar ik denk eerlijk gezegd dat ik dat ook zou proberen. Ik ben wat eten betreft een beest.

 

In ieder geval, nadat de tulpen naar Nederland kwamen, werden ze onmiddellijk populair. Mensen vonden ze mooi, en omdat ze ook duur waren, waren ze een statussymbool. Dit was in Nederland wat we de gouden eeuw noemen, een heel rijke tijd. Nederland was rijk geworden door de wereldwijde handel en de kolonien, waar ze alles stalen wat los en vast zat, inclusief de mensen daar. En wat gebeurt er als mensen teveel geld hebben? Dan willen ze dit graag laten zien aan andere mensen. Daarom ontstonden er allerlei nieuwe hobbies en fenomenen die weinig nut hadden, behalve laten zien hoe rijk je was. Daarom is er zoveel kunst gemaakt in deze tijd. Rembrandt en Vermeer konden veel schilderijen maken omdat er veel geld was om aan schilderijen uit te geven.

 

Een ander voorbeeld is het rariteitenkabinet. Dit kabinet was een kast met glazen deuren. In deze kast, of dit kabinet, zetten mensen rariteiten. Dit waren zeldzame dingen, dingen die speciaal waren en niet zo makkelijk te krijgen. Dit werd ook populair door de kolonien. Je kon in het Nederland van de 17e eeuw opeens spullen kopen die uit Azie of Afrika kwamen. Deze waren natuurlijk ook weer duur, en zo kon je je gasten laten zien dat je geld had en een interesse in de wereld. In zo’n kabinet vond je onder andere oude munten, exotisch schelpen of tanden, kristallen en schedels. In musea als het Sieboldhuis in Leiden kun je dit soort collecties nog altijd zien.

 

Kort na het jaar 1600, zo’n tien jaar nadat de eerste tulpenbol in Nederland aangekomen was, ging de prijs snel omhoog. Rijke mensen betaalden honderden euro’s voor een tulp om bijvoorbeeld in hun kleding te dragen naar exclusieve feesten. Er is veel gezegd en geschreven over de prijzen van deze tulpen, maar veel is overdreven. Dat hebben mensen groter gemaakt dan het in werkelijkheid was. Het meeste dat werkelijk ooit voor een tulp betaald is, is duizend gulden, ongeveer vijfhonderd euro. Dat is nu ook heel veel geld voor een bloem, maar in die tijd lag het gemiddelde jaarinkomen op honderdvijftig gulden. De gemiddelde persoon moest dus zeven jaar werken om die tulpenbol te kopen. Denk dus aan zo’n vijfentwintig duizend euro in het geld van vandaag.

 

Een deel van het mysterie rond de hoge prijzen van de tulpen kwam van het feit dat mensen in die tijd nog niet veel wisten van hoe planten werkten. Ze begrepen niet echt waarom verschillende tulpen verschillende kleuren hadden, en welke soorten tulpen er bestonden. Mensen probeerde de tulpen verschillende kleuren te geven door gekleurd poeder op de aarde rond de bol te strooien, of rituelen te doen. Veel mensen probeerden om een zwarte tulp te kweken, omdat ze deze voor enorm veel geld zouden kunnen verkopen.

De overdreven prijzen van vier tot zesduizend gulden komen uit boeken die in die tijd geschreven zijn. Dit waren schattingen, maar deze prijzen zijn nooit betaald. Tot 1634 werden tulpen alleen door professionele kwekers verkocht. Dan konden de kopers in april de tulp zien, en kopen, en dan kregen ze de plant als hij in het najaar uit de grond gehaald kon worden. Maar vanaf 1634 gaan ook buitenstaanders zich in het proces mengen. Mensen die geen professioneel kweker zijn, gaan tulpenbollen verkopen. Deze noemden zich geen kweker maar florist, of bloemist. Zij verkochten de bollen veel eerder, als ze nog onder de grond zaten. Mensen konden de plant nog niet zien, maar omdat tulpen zo populair waren, betaalden ze hier toch voor.


Dit betalen gebeurde op speciale bijeenkomsten in kroegen en herbergen, waar de bollen werden verkocht via een veiling. Omdat je nog geen plant kon krijgen, betaalden mensen voor briefjes waarop stond dat jij de eigenaar was van de plant zodra hij uit de grond kwam. Deze briefjes werden ook weer doorverkocht aan andere mensen. En soms weer aan volgende kopers, soms wel vijf keer. Nu heet dit speculatie, het kopen van aandelen die pas later gebruikt kunnen worden. Veel mensen vonden dit gek en verwachtten dat het niet goed zou gaan. Een beetje zoals nu met crypto als Bitcoin of Ethereum. En net zoals met crypto, kochten veel mensen dit omdat ze hoopten snel rijk te worden.

 

Meer en meer mensen begonnen problemen te hebben met deze handel van contracten. Het werd gezien als gokken, hopen op veel geld in de toekomst, en dit was een zonde. Dit was tegen de Christelijke religie van de meeste mensen. In die tijd kwam de pest ook naar Nederland, die aan veel mensen het leven kostte. Dit werd door streng religieuzen gezien als een straf van god voor de tulpenspeculatie. Tegenwoordig wordt het verhaal van de tulpenmanie gezien als een goed voorbeeld van een financiele bubbel, want zoals elke bubbel, was ook de tulpenmanie opeens voorbij. En hoe gebeurde dat? Op een veiling in Haarlem kon een verkoper zijn tulpen niet kwijt. Hij liet een paar keer de prijs zakken, maar ook voor een lagere prijs wilde niemand zijn tulpen kopen.

 

Dit nieuws verspreidde zich snel door Nederland, en opeens wilde niemand meer geld betalen voor tulpen. Veel grootste tulpenhandelaren zaten in de financiele problemen, want ze hadden veel geld voor hun tulpen betaald, en konden ze nu niet meer verkopen. Gelukkig voor de Nederlandse economie ging het maar om een klein aantal handelaren. De economie in zijn geheel merkte weinig van de windhandel. Want dit is een ander woord voor een economische bubbel. Handelen in wind is eigenlijk handelen in niets, in speculatie. Maar als er een kleine impact op de economie was, waarom is het dan zo’n bekend verhaal, zo’n bekend voorbeeld van economische ondergang.

 

Dit komt in de eerste plaats doordat het een mooi verhaal is. Mensen houden van mooie verhalen. En een verhaal van extreme speculatie om een bloembol is natuurlijk een mooi verhaal, omdat het zo extreem is. Zoveel geld voor zoiets kleins en alledaags. Een ander probleem was de propaganda van die tijd. Veel mensen schreven op een overdreven manier over het gekke koopgedrag en de vreemde investeringen van de bloembolhandelaren, omdat ze ze gek vonden. Daarom maakten ze de verhalen nog groter dan ze waren, om ze er nog belachelijker uit te laten zien. Veel historici hebben deze verhalen niet gezien als overdreven vertellingen, maar als waargebeurde verslagen, en ze gekopieerd. Voor veel van dit soort historische gebeurtenissen zijn we aangewezen op de verhalen die mensen toen opschreven.

 

En over opschrijven gesproken. Weet je waar je de transcriptie van deze podcast kunt vinden? Die vind je op de website benkyodutch.nl, die staat in de beschrijving, net als de links voor youtube en instagram. Ik zie je daar, of hier, volgende week, voor de volgende podcast. Tot dan, doei!

 

 

PODCAST #76: DE DOCENT

 

Ik wilde zo snel mogelijk van school. School vond ik niet leuk toen ik jong was en ik wilde graag iets anders doen dan naar school gaan. Natuurlijk wilde ik wel een vervolgopleiding doen, want ik wist wat het alternatief was. Ik heb veel bijbaantjes gehad toen ik jong was, vanaf veertien jaar oud, in supermarkten, fabrieken en verschillende bedrijven waar ik productiewerk deed of andere geestdodende taken. Geestdodend is een mooi woord, dat betekent dat je voelt hoe je brein langzaam dood gaat van de taak die je doet. Ik probeer deze podcast niet geestdodend te maken.

 

Want waar luister je naar? Je luistert naar de Dutch Today podcast, en ik ben Martijn, docent Nederlands. Deze podcast is in de eerste plaats bedoeld voor mensen die Nederlands studeren, maar iedereen is natuurlijk welkom. Volg me ook op instagram en youtube als je wilt, de links staan in de beschrijving. Net als de link voor de website waar je de transcripties kunt vinden. Ik krijg altijd de vraag van mensen, waar kan ik de transcripties vinden. Die staan op de website. De link staat in de beschrijving. Als altijd ook heel erg veel dank aan de mensen die de podcast sponsoren via buymeacoffee of paypal, die links staan ook in de beschrijving.

 

Maar ik ben dus een docent die snel van school wilde. Hoe werkt dat? Toen ik jong was, wist ik niet wat is met mijn leven moest. Of wat ik met mijn leven wilde. Dat heb ik heel lang niet geweten. Als jij ook niet goed weet wat je met je leven wilt, maak je geen zorgen, dat hebben de meeste mensen die ik ken. Mijn ouders zeiden vroeger altijd, ga iets studeren dat jij leuk vindt. Dan vind je vanzelf een manier. Ik vond dit heel moeilijk, dus ik ben eerst een jaar naar Amerika gegaan, op uitwisseling. Ik wilde eigenlijk naar Japan, maar daar begint het schooljaar al in april, dus dan zou ik negen maanden moeten wachten na mijn middelbare school, lang genoeg om een baby te maken, en dat was me te lang.

 

Ik had gehoopt dat ik in Amerika het licht zou zien. Dat als ik een jaar extra de tijd had om te beslissen wat ik met mijn leven wilde doen, het zou weten. Helaas wist ik na een jaar tijd helemaal niets meer dan daarvoor. Behalve dat ik meer ja wilde zeggen. Dat had ik in Amerika ontdekt. Als je vaak ja op dingen zei, kon je nieuwe ervaringen opdoen en nieuwe avonturen beleven. Zonder ja was het leven saai. Maar dat hielp me niet met mijn studie. Dus ben ik Engels gaan studeren, omdat ik dat goed kon. Dat is niet genoeg reden om iets te gaan studeren, want na zes maanden gaf ik het op. Ik vond het niet leuk.

 

Wat ik wel leuk vond, was kunst. Ik had alleen niet genoeg zelfvertrouwen om me aan te melden bij de kunstacademie. Ik was niet goed genoeg, dacht ik. Dus meldde ik me aan bij de kunstdocentenopleiding. Daar lag de lat iets lager. Het was makkelijker binnen te komen, dacht ik. Dat klopte ook. De opleiding was half kunst maken, half lesgeven. Er was een toelatingstoets. Dat betekende dat we een dag op school kunst moesten maken om te zien of we talent hadden. Genoeg talent om kunstdocent te worden. Dat had ik blijkbaar, want ik werd toegelaten.

 

Tijdens de academie vond ik het idee om voor de klas te gaan staan niet interessant. Ik wilde me vooral focussen op het kunst maken. De meeste van de studenten wilden vooral kunst maken. Er zaten veel mensen die niet genoeg vertrouwen in zichzelf hadden om zich aan te melden voor een echte kunstacademie. Ik vond de pedagogiek en psychologie wel interessant, maar de stages vond ik niet leuk. Daar moest ik twee dagen per week naar een school om samen met een andere stagiaire les te geven of de docent te assisteren. Ik wilde daar zo snel mogelijk mee klaar zijn, zodat ik weer kunst kon gaan maken. In die tijd had ik geen toekomstbeeld. Ik wist nog steeds niet wat ik wilde, maar dat maakte niet uit. Ik had plezier. En toen studeerde ik af.

 

Een paar van mijn vrienden gingen van de docentopleiding direct door naar een echte kunstacademie. Dat zou mij erg duur worden, dus ik besloot eerst werk te zoeken op een school in Amsterdam. En werk vond ik. Ik hoorde van veel andere studenten dat het moeilijk was om een baan als docent te vinden, maar ik had bij mijn eerste sollicitatie meteen een baan. Deze baan was docent beeldende vorming, dus kunst eigenlijk, op een middelbare school in Amsterdam Zuid-Oost, de Bijlmer.

 

Ik was 23 jaar oud en wilde nog veel van de wereld zien. Ik had ook niet genoeg levenservaring om goed met jonge mensen om te gaan. Die zagen mij ook niet als autoriteit. Ik was maar een paar jaar ouder dan de meesten. Dus na een jaar ben ik toch naar de kunstacademie gegaan. Ik wilde nooit meer docent worden, want ik had een heel moeilijk jaar in de Bijlmer gehad. Beeldende vorming is ook een moeilijk vak, omdat veel studenten het niet serieus nemen. Ze zien het als een pauze.


Ik was uiteindelijk aan de kunstacademie ook niet helemaal gelukkig. Ik vond het wel leuk, maar had geen idee wat ik daarna moest gaan doen. Dat hoefde ik uiteindelijk niet helemaal zelf te bedenken, want toen ik aan het derde jaar begon, kreeg ik een email uit Japan. Een man die een uitwisseling gedaan had aan de kunstacademie wilde dat ik voor zijn bedrijf in Japan zou komen werken. Waarom wilde hij dat? Dat weet ik nog steeds niet helemaal, maar tijdens mijn eerste jaar aan de academie in Den Haag was hij uitwisselingsstudent geweest.

Hij was uit Japan gekomen zonder Nederlands of zelfs Engels te kunnen spreken, en was eigenlijk een jaar eenzaam geweest. De school was ook niet blij met hem geweest. Hij had in Japan iemand betaald om zijn formulieren in het Engels in te vullen, dus de academie dacht dat hij op zijn minst Engels sprak. Ik leerde op dat moment wat Japans, dus ik kon af en toe een klein gesprekje met hem hebben. Dat had hij zo leuk gevonden dat hij wilde dat ik voor hem kwam werken. Hij had namelijk net een nieuwe zaak geopend. Het was een kunstenaarsmaterialenwinkel met een kleine galerie eraan vast. Het was altijd mijn droom geweest om in Japan te wonen, dus ik kon mijn geluk niet op. Ik kon niet geloven dat ik deze kans kreeg, dus zei ik meteen ja.

 

Ik heb eerder al een podcast gedaan over mijn avontuur in Japan met de grote aardbeving van 2011, dus ik zal snel even samenvatten: ik heb een half jaar Japans gestudeerd, toen een half jaar in de winkel gewerkt, en toen op 11 maart 2011 om vijf voor drie ’s middags vond de grote Tohoku aardbeving plaats, waarbij de kernreactor van Fukushima defect raakte. Daardoor hadden we te weinig klanten meer en ging de winkel dicht. Daarna kreeg ik kanker en lag ik een tijd lang in het ziekenhuis. Daarover heb ik ook een podcast gedaan, dus ik ga even verder naar het moment dat ik uit het ziekenhuis kwam en geen baan meer had.

 

Ik wilde in Japan blijven dus ik moest geld verdienen. Ik heb online een profiel gemaakt op een website waar studenten docenten konden zoeken voor Engelse les. In Japan is er veel vraag naar Engelse les, omdat veel Japanse mensen graag Engels willen spreken maar niemand hebben om mee te oefenen. De Japanse bevolking is heel homogeen; maar een procent van de bevolking is niet Japans. Daarom worden veel Japanse mensen erg nerveus wanneer ze buitenlanders zien. Ze gaan ervan uit dat deze geen Japans spreken en ze kunnen zelf weinig Engels spreken. Dus Engelse gesprekspartners zijn erg gewild. Aan de andere kant willen ze alleen mensen wiens moedertaal Engels is, dus mensen uit Engeland, Amerika, Australie en Canada, omdat ze ervan uitgaan dat alleen deze mensen echt goed Engels kunnen spreken. Ik kon dus niet bij een school solliciteren. En als mensen mij vraagden, zei ik altijd dat ik familie in Australie had. Wat ook echt zo was. Ik was er niet opgegroeid, maar ik had er wel familie.

 

De eerste taallessen die ik gaf, waren niet goed. Ik was zelf wel tot docent opgeleid, maar ik was geen taaldocent. Ik was docent kunst. Ik moest leren andere mensen een taal aan te leren. Waar begon ik? Via de website vond ik twee of drie studenten. We spraken af in Starbucks of andere koffiebarretjes waar we samen in het Engels spraken, teksten lazen en oefeningen in boeken deden. Ik leerde samen met de studenten, door de boeken samen met ze door te nemen. In het begin maakte ik natuurlijk veel fouten. Ik rekende de studenten ook niet veel geld, want daar zou ik me slecht over voelen.

 

Wat ik merkte in Japan was dat veel van mijn studenten vooral eenzaam waren. Veel van hen waren minder geinteresseerd in de boeken en de grammatica, dan met mij kletsen. Praten over hun leven. Ze wilden graag praten over wat ze voelden en dachten, en wilden graag horen over mijn avonturen in Japan en in het buitenland. Veel van de studenten werkten full-time en maakten zelf niet zoveel avonturen mee. Ik werkte niet veel en had veel gereisd, vergeleken met hen, dus ik kon over veel onderwerpen praten. Dat vonden ze leuk.

 

Natuurlijk waren er ook studenten die het liefst met de docent op een date wilden, maar dat deed ik niet. Gelukkig waren mijn studenten niet zo gek, maar een vriend van mij had een andere ervaring. Hij was docent op een school, en een van de meisjes aan wie hij lesgaf, vond hem heel leuk. Ze werd ook heel jaloers als hij aan andere meisjes lesgaf. Op Valentijnsdag wachtte ze hem op in het station. Ze sprong vanachter een hoek tevoorschijn met een doos chocola. Hij wilde het niet aannemen, maar toen begon ze heel hard te huilen. Iedereen keek naar hem, de slechte buitenlander die een meisje aan het huilen bracht, en hij nam snel toch de chocola aan.

 

Een week later was ze weer jaloers omdat hij op school ook aan andere meisjes les moest geven. Daarom maakte ze een poster, een collage van alle foto’s van hem die ze kon vinden, kopieerde deze tien keer en hing hem op verschillende plekken in de school op. Op de poster waren niet alleen foto’s van hem, maar ook de tekst: Dit is een slechte docent! Ze was een volwassen student die voor de lessen betaalde, dus de school zag haar als client, en niet als student. Daarom deed de school niets. Ze wilden haar geld hebben, en waren bang voor negatieve publiciteit als ze haar wegstuurden.

 

Dit was vaker een probleem in Japan. De docenten waren slecht beschermd. Maar later meer daarover. Ik werkte tegelijkertijd in de enige Nederlandse bar in Tokio, genaamd Lighthouse. Als je ooit in Tokio bent, ga er iets drinken en vraag naar Fleur. Zij had een klein Engels schooltje in een grote sportschool. Dit was van de sportschool een extra service voor klanten. Toen ze van mij hoorde dat ik Engelse les gaf, vroeg ze mij ook daar te komen werken. Dat betaalde drie keer zoveel als het werk in de bar, dus natuurlijk zei ik ja. Het was een interessante omgeving, want de sportschool stond in het rijkste deel van Tokio, en alle studenten waren vrouwen van rond de zestig jaar, met heel veel geld. Ze brachten vaak cadeautjes mee, als drank en chocola, en soms gingen we met zijn allen uit eten.


Het betaalde goed, maar in de les zaten vaak dezelfde drie of vier mensen, drie of vier uur achter elkaar. Ik moest dus erg mijn best doen om onderwerpen te vinden om over te praten. Dit was soms moeilijk en niet altijd leuk, maar wel een goede training. Ik moest mijn mezelf trainen om altijd met iedereen te kunnen spreken. Met mensen van alle leeftijden en achtergronden. Of misschien moest ik dit niet trainen, ik moest het perfectioneren. Ik was namelijk vanaf mijn achtiende al bezig te leren met iedereen te kunnen praten.

Ik heb namelijk een milde vorm van autisme en sociale situaties waren altijd moeilijk voor me. Dit merkte ik het sterkste toen ik als achttienjarige werkte als schoonmaker. Ik werkte een zomer lang met een groep andere schoonmakers van mijn leeftijd, en dat was wel gezellig. Maar toen werd ik erop uitgestuurd met een oudere schoonmaker, die aan mij bleef vragen om ergens over te praten. Hij praatte zelf nergens over, maar was steeds boos dat ik niet praatte. Ik wist niet waarover ik moest praten. Elke avond dat ik thuiskwam, schreef ik op een papiertje onderwerpen op, waarover ik de volgende dag kon praten. Ik was de volgende dag meestal in een minuut of tien door mijn lijstje heen. Dat gaf me zoveel stress, dat ik op mijn achttiende besloot om een manier te vinden om altijd met iedereen te kunnen praten, door goed te kijken hoe andere mensen dat deden en dat te kopieren.

 

Goed, terug naar Japan. Ik kon dus mijn spreekvaardigheden verder oefenen met de studenten in mijn klas. Het is een echte sport om een paar uur per week met dezelfde mensen te praten, die zelf vooral veel thuiszitten en niet veel verschillende dingen meemaken of verhalen te vertellen hebben. Ik oefende zo ook veel mijn Amerikaanse accent, om te klinken alsof mijn moedertaal Engels was. Ik heb veel banen in mijn leeftijd gehad, en al die banen heb ik eigenlijk via via gekregen. Via andere mensen. Mijn eerste baan in Japan, via de uitwisselingsstudent. Mijn tweede baan in Japan, via de eigenaar van de bar waar ik werkte. En zo ook mijn derde baan.

 

Omdat ik veel vrije tijd had, werkte ik ook als acteur. Dat is een groot woord. Ik was geen echte acteur, maar soms kon ik in Japanse series of reclames spelen, wanneer ze een buitenlander nodighadden die op mij leek. Dit ging via een bureau. Een keer vroegen ze mij een avond te komen werken, weer voor een serie. Ik moest een meisje meenemen. Ik vroeg een Iraans-Amerikaanse vriendin, en zij ging mee. Pas op het laatste moment kreeg ik te horen dat we maar vijftig euro zouden krijgen. Normaal kreeg je zo tussen de tachtig en de honderd euro. Ik wist dat het in Japan niet gewoon was om boos op je baas te worden, maar toch werd ik boos. Ik stuurde ze een bericht dat ik boos was dat ze me op het laatste moment zeiden dat het maar vijftig euro zou worden. Ze zouden me nooit meer vragen, dacht ik.

 

Maar toen ik aankwam nam de manager me apart. Hij bood zijn verontschuldiging aan en in plaats van vijftig euro kreeg mijn date voor de avond tachtig, en ik negentig omdat ik haar meegenomen had. Hierna bleek het ook nog eens dat ons werk voor die avond was: kreeft eten in een restaurant. Ik voelde me een beetje schuldig dat ik geklaagd had. Maar deze Iraans-Amerikaanse was docent Engels op een school en vertelde me dat ze nog meer mensen zochten, en dat ze een goed woordje voor me zou doen. Dat was heel waardevol, want normaal kon je daar als Nederlander geen les geven. Een week later was ik aangenomen op een MBO waar ik Engels gaf aan jonge mensen die studeerden voor kabinepersoneel, voor vliegmaatschappijen.

 

Het was een interessante school. Bijna alle docenten waren mannen van in de dertig, en bijna alle studenten waren meisjes van in de twintig. Dit kon niet goed gaan, blijkbaar. Voor mij was het een verrassing, maar het grootste probleem was dat de docenten probeerden op date te gaan met de studenten. Een andere collega kwam niet naar school op zijn verjaardag. Dit was allemaal heel mysterieus voor mij, omdat de school goed betaalde. Totdat ze niet meer betaalden. Nou ja, school had het hele jaar vooruit betaald aan het bedrijf dat de docenten inhuurde. Dus tussen de school en de docenten zat een uitzendbureau in, een bureau dat mensen zoekt voor bedrijven en ook scholen. Wat ze niet wisten, was dat de directeur van dit bedrijf geld geleend had van de maffia.

 

Wij kregen ons loon altijd op de eerste maandag van de maand. Maar op de eerste maandag van mei kregen wij geen geld. Er was een probleem bij de bank, hoorden we, het geld zou er snel zijn. Dinsdag weer geen geld. Woensdag nog steeds geen geld. Toen gingen een paar docenten naar het bureau toe, om te horen wat er aan de hand was. Uiteindelijk kwamen we erachter dat de directeur naar de bank gegaan was, de rekening op zijn eigen naam had gezet, en met drie maanden loon van honderd docenten gevlucht was. Hij had het geld van iedereen gestolen, om de maffia terug te betalen.

 

De docenten waren natuurlijk heel boos, en weigerden nog naar school te gaan. De school was ook heel boos, omdat ze betaald hadden maar nu geen docenten hadden. Ik en een paar andere docenten gingen nog wel, omdat we nog twee weken hadden tot de examens. En wij wilden de studenten niet alleen laten voor hun examens. Dus hebben we zelf de trein betaald om naar school te gaan, om gratis les te geven. Uiteindelijk was dit een juiste beslissing, want niet alleen hebben we de studenten kunnen helpen, we hebben ook tachtig procent van het gemiste loon teruggekregen van de Japanse overheid. Ze beschermen werknemers daar heel goed, dus kregen we veel van ons geld uiteindelijk toch betaald.

 

Helaas was het te laat voor sommmige docenten. Een van de docenten die ik kende, stuurde mij twee maanden later een link. Deze link leidde naar een eh… erotische site voor films. Ik dacht, waarom stuurt hij me dit? Maar hij zei: kijk even goed. En ik keek nog een keer. Een van de acteurs die op de site stond, was een van de docenten die met ons had samengewerkt. Toen hij zijn baan kwijtraakte, is hij gaan werken als acteur in erotische films. Ik hoop dat hij gelukkig was met zijn carriere switch.

 

Voor vandaag heb ik genoeg gepraat. De volgende keer deel twee. Hoe is jouw carriere gegaan? Heb jij ook al je banen via via gekregen? Laat het me weten in de comments in Spotify. Vergeet me niet ook te volgen op youtube en instagram, en laat een review achter voor de podcast alsjeblieft, dat helpt mij. Tot de volgende keer, doei!

PODCAST #75: VLIEGANGST

 

Ik zat voor mijn computerscherm en ik huilde van angst en frustratie. Ik wilde niet vliegen, maar ik had een ticket geboekt. Ik zou de volgende dag van Tokio naar Cebu vliegen, in de Filipijnen. Ik dacht eraan te annuleren. Het zou heel jammer zijn, maar ik durfde gewoon niet. Ik vond het te eng want ik had vliegangst. Of ik heb vliegangst, want ik ben het niet kwijt, maar het is wel minder geworden.

 

En wie ben ik? Ik ben Martijn, docent Nederlands en dit is mijn podcast. Welkom. Ik heb ook een youtube kanaal en een instagram, volg me daar ook als je wilt. Zoals altijd heel veel dank aan de supporters van de podcast, die mij een donatie sturen via de buymeacoffee link in de beschrijving. Dat helpt enorm om de podcast in de lucht te houden. Heb je vragen of opmerkingen, laat ze achter op Spotify. Ik kan daar niet direct antwoorden, maar ik zal wel proberen te antwoorden in de podcast.

 

Okee, voordat we naar Tokio teruggaan, en mijn eigen verhaal, wil ik het eerst graag even over vliegen en vliegangst in het algemeen hebben. Het eerste vliegen dat we deden, was niet vliegen maar vliegeren. Honderden jaren voor Christus vliegerden de Chinezen al, met handgemaakte vliegers. De eerste echte bemande vluchten, met mensen aan boord, vonden plaats in 1783, allemaal in Frankrijk. Dit waren geen vliegtuigen, maar ballonnen met mensen in mandjes onder de ballon. Het grootste probleem was dat deze ballonen niet te sturen waren. Je had alleen controle over het stijgen en het dalen. De eerste ballonnen, een soort zeppelins, die de mensen wel konden besturen, werden ongeveer honderd jaar later uitgevonden.

 

Aan het eind van de 18e eeuw en tijdens de 19e eeuw waren mensen geobsedeerd met vliegen. Het grote doel was natuurlijk een werkend vliegtuig bouwen, en veel ingenieurs en wetenschappers probeerden dit te doen. Uiteindelijk waren het de gebroeders Wright die met hun ontwerp de eerste vlucht maakten in Californie. De eerste vlucht betekent: de eerste keer dat mensen in een gecontroleerd voertuig vlogen dat aandrijving had. Een motor. Jarenlang hadden ze meer dan tweehonderd modellen uitgeprobeerd, dus het was ook tijd. Die eerste vlucht duurde maar twaalf seconden, maar twee jaar later al vlogen ze veertig kilometer in net zoveel minuten.

Van daaruit ging de ontwikkeling snel. Tien jaar later, in de eerste wereldoorlog, was het vliegen al zo ver ontwikkeld dat vliegtuigen met machinegeweren gebruikt werden voor het oorlogvoeren. Net als veel andere uitvindingen zoals het internet en de mobiele telefoon, kwamen veel van de ontwikkelingen in de technologie van vliegtuigen door het militaire gebruik van vliegtuigen. Na de tweede wereldoorlog hadden mensen meer geld, en werd het commerciele vliegen langzamaan populairder. Het was toen nog heel duur, en een statussymbool als je kon vliegen.

In de jaren tachtig werd het normaler, maar pas in de jaren tweeduizend werd vliegen mogelijk voor iedereen. Er kwamen veel goedkope maatschappijen als Easyjet, Ryan Air en Air Asiana bij, waardoor vliegen zelfs de norm werd voor mensen die op vakantie gaan. Vliegen is natuurlijk enorm vervuilend. Het is slecht voor het milieu. Daarom geldt er ook een vliegbelasting. Als je een ticket koopt, gaat een deel daarvan naar de milieubelasting. Sinds 2020 staat het woord vliegschaamte in het Nederlandse woordenboek. Dat is de schaamte die je voelt, of die je door anderen wordt aangepraat, over het feit dat je vliegt en dus iets doet dat slecht voor de wereld is. Het past natuurlijk ook niet bij het plaatje van sustainability, duurzaamheid, dat zo belangrijk is geworden in de zakenwereld. Maar we zijn nog mijlenver van elektrisch vliegen, helaas.

 

Ik zelf vloog voor het eerst toen ik twaalf jaar oud was. Mijn vader schreef voor een klein krantje, en hij deed een verhaal over een agent wiens hobby vliegen was. Mijn vader mocht een stukje meevliegen, en omdat er een stoel over was, mocht ik ook mee. Het was een klein vliegtuigje, waar vier personen in pasten. We stegen op vanaf het vliegveld in Hilversum en vlogen naar Texel. Dat was een tochtje van ongeveer anderhalf uur, denk ik. Onderweg mocht ik ook even aan het roer. We noemen het stuur in een vliegtuig een roer, zoals op een schip. Dit was heel leuk, en ik had een leuke dag.

 

Toen ik zeventien was, vloog ik weer. Ik vloog naar Amerika om daar aan een uitwisseling te beginnen van een jaar. Dit was niet in een vliegtuigje voor vier personen, maar een waarin een paar honderd mensen gingen. En ondanks het feit dat ik in het kleine vliegtuigje niet bang geweest was, was ik nu heel bang. Ik wist niet waarom, maar het idee dat we zo hoog zaten in zo’n groot, zwaar ding, waaruit ik niet kon ontsnappen, was heel eng voor me. De angst greep me naar de keel. En deze angst is eigenlijk nooit echt weggegaan. In het verleden heb ik medicatie gehad, wat een beetje hielp. En ik dronk veel. Als ik om tien uur ’s morgens vloog, begon ik om acht uur ’s morgens met drinken. Dat was natuurlijk ook niet duurzaam. Maar zo groot was de angst.

 

Maar wat is vliegangst nu eigenlijk. Het is een combinatie van dingen, en het begint bij veel mensen opeens na een grote verandering in hun leven. Mensen die eerst geen last van vliegangst hadden, kunnen dit opeens ontwikkelen, bijvoorbeeld na de dood van een familielid, of na het einde van een relatie, of na een ander trauma. De angst zelf is een combinatie van claustrofobie, de angst van kleine ruimtes waaruit je niet weg kunt, hoogtevrees en het niet hebben van controle. Deze omstandigheden sturen signalen naar het deeltje van je brein dat de angstsignalen maakt, de amygdala. Om dit beter te begrijpen moeten we even aan een andere situatie denken.

Stel je voor, je loopt door het bos en je hoort geluiden. Je ziet een bosje voor je bewegen. Je weet dat er in dit gebied beren leven. Wat je hoort en ziet, stuurt signalen naar je brein: het is hier gevaarlijk. De amygdala zit tussen de signalen en je brein. De amygdala vertaalt deze signalen naar het brein als gevaarlijk. Maar dan komt er een vriendelijke hond uit de bosjes die met je wil spelen. Je amygdala vertelt je brein nu: je kunt stoppen met bang zijn, het is niet gevaarlijk. Bij vliegen werkt dit net zo. Je hoort geluiden en het vliegtuig maakt rare bewegingen die je niet begrijpt. Je amygdala zendt angstsignalen naar je brein, maar er komt nooit een vriendelijke hond uit de bosjes. De geluiden en bewegingen blijven komen, zonder dat je begrijpt wat ze betekenen. Je amygdala blijft aan staan, hij gaat niet uit, en je brein blijft bang.

 

Het goede nieuws is dat je aan een aantal van deze signalen kunt wennen door meer te leren over vliegen. Het is bijvoorbeeld handig om te weten dat na minder dan een minuut het vliegtuig opeens minder stijl omhoog vliegt. Dit is om minder lawaai te maken, voor de mensen die bij het vliegveld wonen. Zoals ik. Dan voel je even alsof het vliegtuig omlaag gaat, maar dat is niet zo. Het gaat minder stijl omhoog, en dat voel je in je buik. Als je weet dat dit komt, kan je amygdala dat signaal negeren. Het is ook goed om te weten dat de piloten zelf vaak de turbulentie niet voelen omdat ze er zo aan gewend zijn en het zo normaal is. Dan moet het kabinepersoneel ze vertellen dat ze het lampje aan moeten doen dat mensen zegt terug naar hun stoelen te gaan.

 

Je hoeft natuurlijk geen pilotencursus te doen om dit soort dingen te leren. Er zijn veel interessante vliegkanalen op youtube en spotify. Ook is er een goed boek over vliegangst. Dat heet SOAR. Dit is geschreven door een Amerikaanse piloot die merkte dat veel van de mensen aan wie hij cursussen gaf om van hun vliegangst af te komen, steeds weer terugkwamen. De cursussen hielpen ze niet. Daarom heeft hij zelf voor psycholoog gestudeerd en is hij een online community gestart om mensen op een betere manier te kunnen helpen met hun vliegangst. De naam van deze man is Tom Bunn en hij komt zo in mijn eigen verhaal weer terug.

 

De eerste helft van zijn boek gaat over vliegen zelf. Wat is vliegen exact? Een paar interessante feitjes die ik onthouden heb, zijn bijvoorbeeld dat als je een hoge snelheid hebt, de lucht zo dik als jelly wordt. Denk aan een klein speelgoedvliegtuigje, dat je een jellypudding in duwt. Dat vliegtuigje zinkt niet naar de bodem, dat blijft hangen. Op een hoge snelheid is het dus heel moeilijk om te vallen. Bovendien heeft elk vliegtuig minstens twee backup systemen voor elk systeem dat kapot kan gaan. Dus als er een probleem met een systeem is, kan het een ander systeem inschakelen.

 

Maar wat als het vliegtuig geen benzine meer heeft? Of als de motoren uitvallen? Als je veel films over vliegtuigen hebt gekeken weet je dit misschien, maar zelfs een grote jumbojet kan zweven. Als de motoren uitvallen, kan het alsnog langzaam landen. Dit komt door het ontwerp van het vliegtuig, en door de snelheid. Het gaat nog steeds door die jellypudding. En zo zijn er nog veel meer interessante feitjes, die ik niet allemaal ga opnoemen. Niet omdat ik dat niet wil, maar omdat ik het boek tien jaar gelden gelezen heb en veel vergeten ben. Het is in elk geval een aanrader als jij zelf last hebt van vliegangst. Het heeft mij heel erg geholpen. Niet alleen door de informatie over vliegen, maar ook door de oefeningen die er in het boek staan om je angst minder te maken.

 

Zoals ik al zei is Tom Bunn niet alleen een piloot maar ook een psycholoog. De tweede helft van het boek gaat over de pyschologie van de vliegangst, en wat je eraan kan doen. De amygdala heeft namelijk een interessante zwakte: liefde. Dit klinkt misschien vreemd, maar de amygdala kan zijn werk niet doen op het moment dat je je een moment van echte verbinding, echte connectie, met iemand voor de geest kan halen. Wanneer je dat duidelijk voor je kan zien. De oefeningen in het boek gaan dan ook over het voorstellen van vliegsituaties, naast een enkel beeld van een moment in je leven dat je een echte, diepe connectie met iemand voelde. Door deze beelden naast elkaar te zetten, worden de vliegbeelden zwakker en zal je brein minder angstig reageren wanneer je weer vliegt.

 

Dit werkt niet alleen voor vliegen, maar voor veel fobieen. Het is wel belangrijk dat je deze oefening makkelijk begint, en in omgekeerde volgorde, om de angst niet te groot te maken. Bij vliegen begin je in je hoofd bij het moment dat je aangekomen bent en het vliegveld uit loopt. Dan is er niet meer de angst dat er iets mis kan gaan. Als je bang bent voor liften, begin je met het moment dat je de lift uitgelopen bent. Naast dat beeld zet je in je hoofd het beeld van de echte verbinding die je in een moment met iemand maakte, toen je bijvoorbeeld samen heel hard moest lachen om hetzelfde. En dan doe je een stapje terug. Je loopt het vliegtuig uit, met het andere beeld ernaast. Dan weer een stapje terug, je doet je riem af, je landt etcetera. Zo ga je stapje voor stapje in omgekeerde volgorde door het hele proces, steeds met dat positieve beeld van connectie ernaast.

 

Hiermee begin je een week voordat je gaat vliegen. Elke dag oefen je dit drie keer tien minuten. Op de dag dat je vliegt, hoef je niets meer te doen. Dan heb je je huiswerk gedaan, en doet je brein automatisch de rest. Die associeert nu deze verschillende vliegmomenten met dat moment van diepe connectie, en de amygdala kan haar werk niet meer goed doen. Klinkt als magie, maar het is het beste dat ik tot nu toe geprobeerd heb. Ik zit nu niet meer huilend voor mijn computer met mijn hand op de muis, klaar om op “vlucht annuleren” te klikken. Maar in 2017 was dat anders.

Ik zou dus een dag later naar de Filipijnen vliegen. Ik zag dat het niet zo’n goed weer zou worden, en het magische denken begon. Magisch denken doe je wanneer je dingen in je omgeving gaat zien als hints over de toekomst. Dus bijvoorbeeld: je denkt erover om een nieuwe auto te kopen. Dan zie je opeens de auto die je wilt kopen overal rijden, en een vriend koopt deze zelfde auto. Je denkt: dit zijn tekenen van het universum dat ik deze auto ook moet kopen! Het is natuurlijk toeval, maar je begint al deze gebeurtenissen te linken aan je eigen leven. Dat deed ik ook over vliegen. Het slechte weer was een teken. Nieuws over een vliegtuig dat problemen had was een slecht teken. Ik liet een bord vallen. Dat was een teken.

 

Al dit magische denken leidde uiteindelijk tot paniek. Ik kon niet toegeven aan deze paniek, dan zou ik verliezen. Dus wat deed ik? Ik emailde kapitein Tom Bunn. Ik stuurde hem een lange email over hoe ik me voelde. Hij had een webforum, en je kon ook coachingsessies bij hem boeken. Dat kostte meer dan honderd euro per uur en dat had ik niet. Ik was een arme kunstenaar. Maar tot mijn verbazing emailde hij me binnen een uur terug. En niet een kort bericht, nee, hij stuurde me een lange email met duidelijke antwoorden over al mijn vragen. Ik was heel erg onder de indruk en geemotioneerd dat deze piloot, psycholoog en schrijver de tijd had genomen om mij zo’n lange en behulpzame email te sturen zonder dat ik ervoor betaalde.

 

En toen realiseerde ik me iets anders. Ik had geen keuze meer. Ik moest nu vliegen. Ik kon na zo’n vriendelijke actie niet deze man teleurstellen. Ik kon niet meer zeggen: bedankt voor het advies maar ik heb de vlucht toch geannuleerd. Dus ben ik de volgende dag op het vliegtuig gestapt en ben ik naar de Filipijnen gevlogen. Ik vond het nog steeds eng, maar door de steun van de kapitein ben ik er doorheen gekomen en heb ik een fantastische vakantie gehad. Alleen in de Filipijnen. Ik heb er vrienden gemaakt met andere toeristen en een walvishaai gezien die toevallig bij onze boot kwam kijken.

 

Op de weg terug sloeg het magisch denken weer toe. De laatste avond in de Filipijnen, in Cebu, stopte de regen maar niet. Het ging alleen maar harder regenen. Om exact twaalf uur ’s nachts stopte mijn horloge ermee. Hij bleef stilstaan. ’s Morgens verdwaalde ik op weg naar het vliegveld. Ondanks dit alles ben ik toch weer in het vliegtuig gestapt. Ik heb met de piloten van het vliegtuig gesproken voordat we vertrokken, en die hebben hun best gedaan me gerust te stellen. Maar dat doen ze altijd met statistieken en andere rationele feiten. Dat helpt je niet als je een fobie hebt. Wat het meeste helpt is als piloten zeggen wat Tom Bunn ook zegt: ook zij willen graag veilig thuiskomen. Dat bedenk ik me nu altijd wanneer ik een vliegtuig instap. Iedereen op dat vliegtuig wil hetzelfde: veilig naar huis.

 

Ben jij bang voor vliegen? Of heb jij een andere angst waarvan je denkt dat de techniek die ik besproken heb je misschien kan helpen minder bang te zijn? Check dan zeker het boek van Tom Bunn, SOAR. Dat kun je overal kopen. Ik vlieg deze winter naar Schotland om mijn ouders te bezoeken, dus misschien moet ik het zelf ook weer een keer lezen. Jij kunt de transcriptie van deze podcast teruglezen op de website die ik daarvoor gemaakt heb, die in de beschrijving staat. Volg

PODCAST#74: DETERMINISME

 

Een klein gedachtenexperiment. Jij komt bij mij op bezoek. Ik heb koffie en thee in huis. Kan ik voorspellen wat jij gaat kiezen – koffie of thee? Jij houdt meer van thee dan van koffie, weet ik. Kan ik daarmee accuraat voorspellen wat jij gaat kiezen? Nee, want je houdt ook van koffie. Misschien heb je thuis net thee gedronken. Dus die informatie heb ik ook nodig om te weten wat jij gaat kiezen. En misschien heb je niet genoeg geslapen, en wil je graag wat cafeine. En misschien vind je de thee die ik altijd koop niet lekker. Als ik al deze informatie heb – wat jouw situatie is, hoe je je vandaag voelt en wat je denkt – dan kan ik je keuze voorspellen. En als ik jouw keuze kan voorspellen, heb jij dan wel een keuze?

 

Ik wil je graag welkom heten bij de Dutch Today podcast. En ik ben Martijn, docent Nederlands met ook een youtube kanaal en een instagram. Volg me daar ook als je wilt. Op de website staan de transcripties van de podcasts. Een kleine donatie voor de podcast is heel erg welkom, dat kan via de links in de beschrijving. Zoals altijd heel erg bedankt aan de mensen die dit al gedaan hebben. Die deze keuze hebben gemaakt. Tenzij je een determinist bent, dan had je geen keuze. Dan was het voorspelbaar. En voordat ik verder ga over determinisme, spotify heeft tegenwoordig een Q/A optie, daar kun je mij vragen stellen. Helaas kan ik via spotify geen antwoord geven. Ik zal jullie vragen checken en als het nodig is hier op de podcast zelf antwoorden.

 

Determinisme is de filosofische theorie dat alles in het universum, en dus ook in jouw leven, al bepaald is. Dat je geen echte keuze hebt, en dat je alles dus zou kunnen voorspellen. Het betekent dat je geen vrije wil hebt, maar dat alles dat gebeurt en dat je denkt dat je kiest, al vast stond voordat je geboren werd. En dat jij geboren zou worden, dat stond natuurlijk ook al vast, vanaf het begin van het universum, 14 miljard jaar geleden. En dat als je genoeg informatie hebt, dus ook alles kunt weten wat er in de toekomst gaat gebeuren.

 

Er zijn natuurlijk dingen die we redelijk goed kunnen voorspellen. Je kijkt misschien naar het weerbericht. Of naar prognoses voor verkiezingsuitslagen, of prognoses voor voetbalwedstrijden. Voor al die dingen bestaan experts, die redelijk goed kunnen voorspellen wat er gaat gebeuren. Redelijk goed, maar niet perfect. En determinisme is natuurlijk pas echt, als je alles perfect kunt voorspellen. Daarvoor heb je veel informatie nodig – veel data - en als er een industrie bestaat die de laatste jaren enorm gegroeid is, is dat de BIG DATA industrie. Onze computers en telefoons verzamelen constant informatie over ons.

 

Wanneer ik zeg dat onze telefoons informatie over ons verzamelen, denk je natuurlijk ook meteen aan problemen met privacy. Ik ook. Maar er zijn ook veel positieve effecten hiervan. Je telefoon probeert je niet alleen dingen te verkopen door aangepaste reclames, maar er wordt ook veel data verzameld over gezondheid, educatie en consumptie die voor goede dingen gebruikt kan worden. Bijvoorbeeld over wie risico loopt op bepaalde ziektes, of over hoe we ons geld op de meest effectieve manier kunnen gebruiken. Of de informatie voor goede of slechte dingen gebruikt wordt, informatie is informatie. De informatie zelf is in principe neutraal.

 

In ieder geval, hoe meer informatie, hoe beter we verschillende dingen we kunnen voorspellen. Je kunt dus zeggen, hoe meer je over het heden weet, hoe meer je kunt zeggen over de toekomst. Een van de eerste wetenschappers die hierover publiceerde, was Pierre Simon de Laplace. Deze naam alleen is genoeg data om te zeggen dat deze man Frans was. Hij was een markies, een edelman, iemand van de elite, dus hij had genoeg tijd om over dit soort dingen na te denken. Hij bedacht iets dat mensen de demoon van Laplace zijn gaan noemen. Hij publiceerde dit in het jaar 1814 en ondertussen hebben andere wetenschappers bewezen dat zijn idee niet klopt, maar het is een interessant beginpunt.


Laplace zei dat er een duidelijke oorzaak en gevolg relatie was in het universum. B is een logisch gevolg van A, dus als je genoeg informatie hebt over A, kun je B voorspellen. Als je de exacte locatie en beweging van elke atoom in het universum kent, en je hebt een computer die dit allemaal kan berekenen, een beetje zoals in het boek Hitchhiker’s Guide to the Galaxy, dan kun je zeggen waar al deze atomen later zullen zijn en wat ze zullen doen. Deze computer is voor veel mensen natuurlijk simpelweg God. Maar dan komen we bij misschien het interessantste deel van deze theorie, namelijk, vrije wil. In de meeste religies hebben mensen de vrije wil om voor goed of kwaad te kiezen, en zijn ze zelf verantwoordelijk voor hun keuzes. Maar als God het van tevoren gepland heeft, hoe kunnen mensen dan verantwoordelijk zijn voor hun keuzes?

Dit is een probleem in de theologie, dat niet makkelijk is op te lossen. Verschillende theologen hebben over dit probleem nagedacht, en verschillende antwoorden gegeven. De meesten van hen hebben een middenweg gezocht, waarin God dingen plant, en mensen de vrijheid hebben om iets met die plannen te doen. Er zijn weinig theologen die geloven dat mensen geen vrije wil hebben, want dat gaat niet samen met het systeem van straf en beloning - van hemel en hel. Dus in religie is niet veel plaats voor determinisme, dit is meer een gebied voor wetenschap. Een van de bekendste wetenschappelijke denkers over vrije wil en determinisme is de Amerikaanse neurowetenschapper Sam Harris, en ik raad iedereen aan zijn essay over vrije wil te lezen.

 

Wat zeker is, is dat we het idee hebben dat wij vrije wil hebben. Je wilt vooruit lopen, dus je zet je even been voor je andere. Je gaat naar een ijssalon en kiest chocola en niet vanille. Maar kun je zeggen dat jij een keuze maakt, omdat het voelt alsof je een keuze maakt? Kunnen wij onze eigen gevoelens vertrouwen? Je voelt je vandaag zoals je je gisteren voelde over dingen. Maar zul je je morgen ook zo voelen? Een jongen die ik ken, was altijd heel links in zijn politieke meningen. Toen werd hij depressief en kreeg hij antidepressiva en zijn politieke meningen veranderden heel snel. Hij werd heel rechts. Hij geloofde zelf dat dit niet door de medicatie kwam, omdat het als een keuze voelde. Hij had nieuwe informatie gelezen, en daardoor was zijn mening over politiek veranderd. Het was te moeilijk voor hem om toe te geven dat hij dacht wat zijn brein zei dat hij moest denken. Dat hij geen controle had.

 

Als je ooit geprobeerd hebt om te mediteren, dan ken je dit misschien. Je probeert aan niets te denken, maar dat is zo goed als onmogelijk. Er komen gedachten op, daar heb je geen controle over. Dit hebben wetenschappers ook in een laboratorium gemeten. Ze hebben mensen in een FMRI of EEG machine gedaan, en konden in het brein de activiteit van de beslissing zien voordat mensen zelf merkten dat ze een beslissing gemaakt hadden. Ergens is dit logisch. Als we de hele dag bezig waren met bewust beslissingen maken, zouden we heel snel heel moe zijn. Dit is een evolutionaire aanpassing.

 

En natuurlijk is dat een enge gedachte. Als we niet kunnen kiezen, dan zijn we robots. Hoe gaan we dan om met problemen in de toekomst. Hoe zorgen we er dan voor dat we geen catastrofale fouten maken als we zelf geen beslissingen kunnen nemen? Het is eng om te vertrouwen op een automatische piloot. Een die niet perfect is. Want als wij geen keuze kunnen maken, wie kiest er dan? Volgens het determinisme worden je beslissingen gebaseerd op een mix van verschillende factoren. Binnen het determinisme is er geen nature/nurture debat. Het is allebei.

 

Je wordt natuurlijk geboren met bepaalde genen. Genen die jij hebt georven van je ouders, en zij van hun ouders, en zij van hun ouders enzovoorts. Die bepalen waar je gevoelig voor bent, en waarvoor je ongevoelig bent. Je genen bepalen niet of je bijvoorbeeld Alzheimers of kanker krijgt, maar wel of je een grote of een kleine kans hebt om het te krijgen. Of je het ook echt krijgt, hangt samen met andere factoren, die ook deterministisch bepaald zijn. Alleen je genen zijn niet genoeg informatie om te zeggen of jij een bepaalde ziekte zult krijgen. Dat hangt ook af van je levensstijl, en je levensstijl wordt voor een groot gedeelte bepaald door je omgeving. Waar je opgroeit, met welke personen om je heen. Sporten je ouders, dan ga je zelf ook sneller sporten. Woon je in een arme buurt, dan zul je gemiddeld meer stress ervaren. Dit zijn maar een paar factoren. Een paar van de miljoenen die elk moment van de dag elke molecuul van je lichaam beinvloeden.


Daar zou je dus een heel grote computer voor nodig hebben, om al deze factoren te berekenen. Maar als je de allerkleinste details over iemands genen en omstandigheden wist, zou je dan kunnen voorspellen of deze persoon chocola of vanille zou kiezen? Of moet je rekening houden met de willekeur van het universum, en dan vooral op quantum niveau. Quantum deeltjes, waar atomen van zijn gemaakt, kunnen namelijk willekeurig van energie veranderen. Zonder duidelijke reden. Dit noemen ze quantum sprongen. Wetenschappers begrijpen niet hoe dit kan, en daarom worden ze willekeurig genoemd. Deze ontdekking is nog niet heel oud. En als er willekeur bestaat, hoe kan alles dan al van tevoren bepaald zijn?

Hier zijn twee antwoorden op. Het eerste is dat wetenschappers waarschijnlijk deze quantum sprong nog niet goed begrijpen, en het daarom als willekeurig zien. Wanneer ze meer over dit onderwerp leren, zullen ze het kunnen verklaren. Het andere is, dat het micro niveau vaak niet belangrijk is voor het macro niveau. Zoals Sabine Hossenfelder zegt: als je wilt weten hoe de planeten bewegen, is het niet belangrijk om te weten hoeveel inwoners New York heeft. Het heeft niets met elkaar te maken. De afstand tussen de twee zaken is te groot om gerelateerd te zijn.

Nog een experiment, denk aan een stad. Kies een stad. Het is een compleet vrije keuze. Neem een moment. Okee, je hebt waarschijnlijk niet gedacht aan Frankfurt. Of misschien wel, dan ben je een genie. Maar je weet dat Frankfurt een stad is. Of Brasilia, of Krakau. Je weet dat dit steden zijn, maar je hebt niet aan al deze steden gedacht toen je nadacht en een stad koos. Was je dan vrij om die stad te kiezen? Je kende deze steden, en je was vrij om ze te kiezen, maar je dacht er niet aan, dus je kon ze ook niet kiezen. De beslissingen die je maakt, zijn gebaseerd op de activiteit in je brein. En de activiteit van je brein is net zo moeilijk te beinvloeden als de rest van de activiteiten in je lichaam. Rode bloedcellen maken, bijvoorbeeld. Of beslissen wanneer je naar de wc moet. Ziek worden. Allemaal dingen waarover je net zo weinig controle hebt als de processen in je brein.

 

Misschien ben je het door dit alles met mij eens, dat het makkelijker is om te geloven dat we geen vrije wil hebben, dan dat we wel een vrije wil hebben. Laten we even zeggen dat je het met me eens bent. Mensen hebben geen vrije wil. Dan gaan we even terug naar het religieuze aspect, dat van schuld en onschuld – van straf en beloning. Als een seriemoordernaar geen keuze heeft en MOET moorden, en we hem daarna straffen, wordt hij dan niet dubbel gestraft? Veel mensen die van het determinisme overtuigd zijn, geloven dat we over honderd jaar zullen terugkijken op nu, en zeggen: wat een barbaren, dat ze mensen zo straften. Mensen die geen keuze hadden over wat ze deden.

 

Het vervelende aan accepteren van het determinisme, is dat je niet echt een vrije wil hebt. Dat je geen echte keuze hebt. Dat voelt niet goed, maar dit vergeten we ook weer heel snel. Ik geloof zelf in determinisme, maar ik denk overdag niet: ik ben een robot en deze beslissingen die ik neem, zijn niet echt van mij. Je voelt je snel weer alsof je zelf de beslissing neemt. Het voordeel is dat het makkelijker wordt om mensen te vergeven. Als je andere mensen ziet als figuren die zelf niet kunnen kiezen hoe ze zich gedragen, maakt dat het makkelijker om te zeggen: ik vergeef je en ik ga verder met mijn leven. Een storm die je huis verwoest, daar ben je niet boos op. Maar als terroristen je huis kapot maken, dan ben je heel boos op ze. Als een hond een stuk vlees steelt, kun je niet echt boos zijn. Maar als een mens het doet wel, want een mens kan nadenken en heeft een keuze. Determinisme zegt dat dit een illusie is.

 

Denk aan Adolf Hitler toen hij vier jaar oud was. Jij weet zijn toekomst, hij niet. Hij heeft net een nieuwe bal gekregen en voetbalt in de tuin. Hij lacht, is blij. En je denkt, wat een zielig jongetje. Hij gaat een verschrikkelijke toekomst tegemoet en zal voor altijd gehaat worden. Heel oud zal hij ook niet worden. Objectief gezien is dat een heel ongelukkig leven. Er gaan een paar jaar voorbij en Adolfje is nu acht jaar oud. Vind je hem nog steeds zielig, of maakt hij nu bewuste keuzes waar je boos over kunt zijn? En als hij twaalf is? Twintig? Waar ligt de grens waarop je hem een slecht mens gaat vinden, en hoe komt het dat hij de slechte keuzes maakt die hij gemaakt heeft. Zijn keuzes zijn ethisch onbegrijpelijk, maar wel begrijpelijk als je kijkt naar alle factoren die zijn leven beinvloedden. Racisme is fout en verschrikkelijk, maar als jij elke keer problemen hebt met Nederlanders, dan kan ik wel begrijpen dat jij denkt dat Nederlanders geen goede mensen zijn. Ik ben het niet met je eens, maar ik kan het wel begrijpen.

 

Adolf Hitler zielig noemen klinkt misschien niet eerlijk. Mensen moeten gestraft worden om te leren dat het fout is wat ze gedaan hebben. Maar je draagt deze haat ook met je mee, en dat doet jou pijn. Is het niet beter om deze pijn niet te voelen, door mensen te zien als producten van hun omstandigheden? En hetzelfde geldt voor de dingen die je zelf gedaan hebt. Heb je spijt van iets dat jij vroeger gedaan hebt? Of heb je nu spijt van de situatie waarin jij was? Natuurlijk moet je proberen te leren van je fouten. Het moet geen excuus zijn, maar je moet wel jezelf kunnen vergeven, omdat ook jij een product was van je omgeving, je opvoeding en je situatie. Misschien is dat wel waarom Jezus Christus zei, als iemand u op de ene wang slaat, keer hem dan ook de andere toe. En zo heb ik toch weer de cirkel rond gemaakt. Vrije wil of determinism, het is een heel ingewikkeld onderwerp waar we nog veel meer over kunnen spreken en discussieren, maar niet vandaag. Laat me weten wat jij over dit onderwerp denkt in de comments, dan zal ik proberen de volgende podcast antwoord te geven. Tot dan, doei!

PODCAST #73: BARBIE

 

Heb jij de film Barbie al gezien? Ik wel, en ik wilde graag over deze film praten vandaag. Dat doe ik niet alleen, dat doe ik met vriend Miles. Het is misschien een beetje vreemd dat twee mannen praten over een film die vooral over vrouwen gaat, maar om eerlijk te zijn heb ik eerst een vriendin gevraagd, maar die kon niet. Miles is dus de tweede keuze. Maar dat mag de pret niet drukken – dat mag het niet minder leuk maken. Als je de film niet gezien hebt maar nog wel wilt zien, moet je misschien niet naar deze podcast luisteren omdat we praten over dingen die in deze film gebeuren.

 

En welke podcast is dit? Dit is de Dutch Today podcast, mijn podcast, en ik ben Martijn. Ik ben docent Nederlands, en heb ook een youtube kanaal en een instagram dus volg me daar als je wilt. Als je een kleine donatie aan de podcast wilt doen, dat is heel erg welkom. De links voor paypal en buymeacoffee staan in de beschrijving. Net als de link naar de website, waar de meeste van de transcripties van podcasts staan. Alleen niet voor interviews of discussies als vandaag, omdat ik daar geen scripts voor schrijf. Laat opmerkingen en reviews achter op Spotify. Ik zal proberen vragen en opmerkingen te beantwoorden in de podcast, omdat ik niet kan antwoorden op Spotify. Een beetje raar, het heet Q&A maar je krijgt alleen Q op Spotify, geen A. Ik kan niets schrijven.

 

Maar goed, we praten vandaag over Barbie. Even wat achtergrond informatie over Barbie. De pop is op de markt gebracht in 1959 door het bedrijf Mattel. De persoon die Barbie bedacht had, was Ruth Handler. Ze zag in 1956 op vakantie in Duitsland een pop genaamd Bild Lilli. Bild was de krant waarin de comic strips van Lilli stonden. Ruth dacht dat een pop als deze populair zou kunnen worden in Amerika, dus vroeg ze haar man deze pop te maken. Haar man was een van de oprichters van het bedrijf Mattel. De naam Barbie kwam van hun dochter Barbara. Barbie was een negentien jaar oud mode-model, en werden in het begin handgemaakt in Japan. In de jaren zestig werden veel Amerikaanse producten in Japan gemaakt, waar de productie goedkoop was.

De pop is een paar keer veranderd. In het begin vonden ouders van kinderen die met de poppen speelden het vervelend dat Barbie zulke grote borsten had. Dat vonden ze niet gepast voor kinderspeelgoed. De ogen werden ook groter en schattiger. In 1974 werden Ruth en haar man uit Mattel gezet omdat ze fraude gepleegd hadden, ze hadden geld gestolen. Het was de eerste pop die uitgebreid gebruik maakte van televisie marketing. De poppen waren niet zo duur, maar kinderen werden gestimuleerd om ook alle kledingsets te kopen, en die waren wel duur. Later kwamen daar ook meubels, auto’s en huizen bij. Feminisme betekende in die tijd nog dat vrouwen genoeg geld hadden om iets voor zichzelf te kopen.

 

Barbie en de mannelijke versie Ken zijn de best verkochte poppen ter wereld. De kunstenaar Andy Warhol heeft in 1986 Barbie geschilderd, dat toen voor meer dan een miljoen dollar verkocht werd. In 2015 maakte Mattel samen met het Andy Warhol fonds een Andy Warhol Barbie. Hoeveel soorten Barbies er in totaal zijn is moeilijk te zeggen, die informatie heb ik niet kunnen vinden, maar wel dat Barbie meer dan 250 verschillende carrieres gehad heeft, waaronder journalist, brandweervrouw, piloot en entrepreneur. Vier jaar voordat de eerste man op de maan stond, ging Barbie de ruimte in. Ze was echter niet de eerste vrouw in de ruimte, want Barbies missie was waarschijnlijk geinspireerd op die van Valentina Tereshkova, een Russische ingenieur die een jaar eerder de eerste vrouw in de ruimte werd. Zij was 26 jaar oud toen ze drie dagen rond de aarde ging op een wetenschappelijke solo-missie.


Barbie is met al deze verschillende carrieres een goed voorbeeld voor jonge meisjes die graag verder willen studeren en iets van hun leven maken zonder een man nodig te hebben voor hun inkomen. Toch is er ook veel kritiek op de poppen geweest. Ten eerste is daar natuurlijk de boodschap naar kinderen dat meer kopen je gelukkig maakt. Barbies zeggen dingen als: ik ben gek op schoppen, of, zullen we ooit genoeg kleren hebben. Dan was er nog de Barbie die zei: wiskundeles is moeilijk! Omdat dit dom klonk, is deze Barbie van de markt gehaald. Net als een zwangere Midge, een van de vriendinnen van Barbie, omdat ze leek op een zwangere tiener. In 1980 kwam er ook een zwarte Barbie op de markt, genaamd Black Barbie, maar hiervoor werd exact hetzelfde model gebruikt als de witte Barbie. Alleen de kleur was anders. Nadat Mattel tien jaar later, in 1990, met een groep Afro-Amerikaanse ouders, kinderen en psychologen gepraat had, veranderden ze de structuur van de pop en het haar van de pop om beter aan te sluiten bij de beleving van Afro-Amerikaanse mensen.


Een belangrijk punt van kritiek is sinds het begin het lichaamsbeeld geweest dat Barbie aan kinderen meegeeft. In de jaren zestig had Barbie een weegschaal die constant op vijftig kilo stond, en een dieetboek waarop stond geschreven: EET NIET! Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat er een link is tussen het spelen met Barbie poppen en eetstoornissen bij kinderen. Om te kunnen menstrueren heeft een vrouw een vetpercentage van tussen de 17 en 22 procent nodig. Barbie zou dit als echt mens niet hebben. Ze zou onvruchtbaar zijn. Volgens Mattel was dit nodig zodat de kleding goed zou passen. In 2016 kwamen er Barbies van drie verschillende lichaamstypen op de markt. Lange Barbie. Deze was nog dunner dan stereotypische Barbie. Petit Barbie. Deze was net zo dun, maar korter dan stereotypische Barbie. En dan was er nog Curvy Barbie. Curvy Barbie heeft bredere heupen maar zou nog steeds maat XS hebben. Toch noemden veel kinderen die met deze Barbie speelden haar dik en maakten ze grappen over haar, omdat ze bredere heupen had dan de andere Barbies.


Behalve de poppen zelf verkoopt Mattel ook veel andere Barbie producten. Pennen, schriften, kleding, videospellen, boeken en anti-rimpel creme om er net zo jong als Barbie uit te blijven zien. Mattel zegt dat Barbie wereldwijd 99% brand awareness heeft. Dat wil zeggen dat 99% van de mensen wereldwijd weten wie Barbie is. Toch begon de winst te dalen. Van 2014 tot 2016 werden veel minder Barbies verkocht dan daarvoor. In die tijd is Mattel begonnen met een marketing offensief, waarbij ze veel verschillende animaties hebben uitgebracht om het product weer populairder te maken. Maar behalve animaties stond er ook een speelfilm op de agenda.


De film Barbie heeft heel lang moeten wachten. Sinds 2009 was Universal Studios bezig met een film, maar uiteindelijk nam in 2014 Sony de rechten over. En in 2018 Warner studios. Er waren verschillende actrices die Barbie zouden spelen, zoals Amy Schumer en Anne Hathaway. Toen Gal Gadot nee zei, heeft de regisseuse Greta Gerwig uiteindelijk gekozen voor Margot Robbie. Greta Gerwig schreef het script samen met haar partner Noah Baumbach. Ze regisseerde eerder de films Lady Bird en Little Women. Twee films die ik allebei met mijn moeder in de bioscoop heb gezien, voor context. Gerwig wilde de film alleen maken als ze de volledige vrijheid zou krijgen om te doen wat ze wilde. Dat vond Mattel in het begin moeilijk, want Gerwig gaf aan dat ze het bedrijf ook zou bekritiseren, maar het product Barbie was belangrijker voor Mattel dan het bedrijf zelf. Niemand koopt het bedrijf, mensen betalen voor het product. Greta Gerwig beloofde dat ze het product zou respecteren, dus ging Mattel uiteindelijk akkoord.


Barbie is de meest succesvolle film van een vrouwelijke regisseur ooit. Er zijn natuurlijk andere succesvolle vrouwlijke regisseurs geweest. Een paar voorbeelden van andere succesvolle vrouwelijke regisseurs zijn Kathryn Bigelow van The Hurt Locker, Jane Campion van The Power of the Dog, Sofia Coppola van Lost in Translation en Chloe Zhao van Nomadland. Maar geen van hun films komt in de buurt van Barbie wat succes betreft. De marktprognose is dat Mattel de komende zeven jaar heel veel winst gaat maken door het effect van de film, en ze zijn begonnen een Barbieland park te bouwen in Amerika. De gok om te vertrouwen op Greta Gerwig was dus een goede gok. Maar wat vond ik nou van deze film? Dat ga ik nog anderhalf uur lang met mijn vriend Miles bespreken, dus als je daar interesse in hebt, ben je welkom te blijven luisteren. Anders kun je de transcriptie van de podcast tot dusverre terugvinden op de website benkyodutch.nl.

PODCAST #72: DE BELGISCHE REVOLUTIE


Ik ben net terug van een korte vakantie, een lang weekend in België, Luxemburg en Duitsland. Ja, dat kan in een kort weekend want al deze landen grenzen aan elkaar. Ik was daar met mijn broertje, op onze motoren. De reden dat we daar waren, was dat het daar erg mooi is – mooie natuur – en dat je daar goed kunt oefenen op de motor omdat er veel kleine slingerweggetjes zijn. En omdat je soms iets met je broertje moet doen. Maar dat ik een leuk weekend gehad heb, is niet de enige reden dat ik vandaag over België wil praten. Het is ook om andere redenen een interessant onderwerp.

 

Maar eerst even de boodschappen. Welkom bij de Dutch Today podcast, ik ben Martijn, en ik ben docent Nederlands. Ik doe deze podcast in de eerste plaats voor mensen die de Nederlandse taal studeren, en ik probeer een mix van persoonlijke en algemene onderwerpen te bespreken zodat ze voor iedereen interessant zijn. Je kunt me ook op instagram en youtube volgen, en als je wilt kun je een kleine donatie doen voor de gratis content. Voor al deze dingen en meer vind je links in de beschrijving. Dat waren de boodschappen. Nu weer terug naar België.

 

In de jaren 2010 en 2011 was België veel in het nieuws omdat zij toen de langstdurende formatie van een regering ooit hadden. Het duurde na de verkiezingen nog 541 dagen totdat de Belgische politici een regering konden vormen. In die tijd hoorde je sommige mensen in België wel zeggen dat het misschien beter zou zijn om weer bij Nederland te horen. Want een deel van België hoorde ooit bij Nederland. Maar hoe is dat gegaan? Eerst even wat algemene feiten over het Koninkrijk België. Ja, België is net als Nederland een koninkrijk. De bevolking is ongeveer 12 miljoen mensen. Ongeveer zeven miljoen in Vlaanderen – het deel waar men Nederlands spreekt, en vier miljoen in Wallonië, waar men Frans spreekt. Brussel is officieel weer een apart deel, waar een miljoen mensen wonen.

 

Het land heeft drie officiële talen. Zestig procent spreekt Nederlands, veertig procent Frans, en ongeveer een procent Duits. De grootte van het land is ongeveer 75 procent van Nederland. De naam België komt van Gallia Belgica, de naam die Julius Caesar rond het jaar nul gaf aan de mensen die daar woonden. Hij beschreef de Belgen als de dapperste strijders van de regio. Toen België in 1830 een jong land was, op zoek naar een eigen identiteit, werd dit citaat van Caesar weer erg populair. Ja, België is sinds 1830 een onafhankelijk land. Maar daarvoor dan? Wat was het daarvoor?

 

In de middeleeuwen veranderden de grenzen constant. Er was veel oorlog, en er ontstonden vaak nieuwe staten, republieken en prinsdommen. België was in verschillende stukken opgedeeld, die bij Frankrijk hebben gehoord, toen bij Duitsland, daarna bij Spanje, toen weer bij Oostenrijk, daarna bij Zuid-Nederland, en toen voor de tweede keer bij Frankrijk, onder Napoleon. Toen Napoleon in 1815 verslagen werd en Nederland los kwam van Frankrijk, werd België deel van Nederland. Vooral de Engelsen steunden dit, omdat ze graag een sterke staat tussen zichzelf en Frankrijk hadden. Ze waren bang voor een oorlog met Frankrijk. Ze stimuleerden daarom de economie in België, om een buffer te bouwen tussen zichzelf en Frankrijk. Dit zorgde voor veel economische en industriële ontwikkeling.

Dat klinkt natuurlijk goed, maar niet iedereen was blij om nu deel van Nederland te zijn. Vooral de Franstalige katholieken wilden liever bij Frankrijk horen dan bij Nederland. De officiële taal was sinds 1823 Nederlands, en ze weigerden dit te spreken. Toen de economie daarna ook verslechterde, waren er steeds meer mensen die liever onafhankelijk werden. Ze gaven de schuld van de slechte situatie aan de Nederlandse koning die ook in België de baas was. In 1830 leidde dit tot de Belgische Revolutie. Belgische nationalisten protesteerden en startten rellen in Brussel. Koning Willem de 1e stuurde een leger van 12 duizend soldaten naar Brussel. Dat verwachtte de nationlisten snel te kunnen overwinnen, maar van overal in België en zelfs uit Frankrijk kwamen er vrijwilligers om te vechten tegen het Nederlandse leger. Na vier dagen strijd, trok het Nederlandse leger zich terug en begon de scheiding van België van Nederland.

 

Na de afscheiding van Nederland, ging het niet goed met de economie van grote handelssteden als Gent en Antwerpen. Daar werd nog maar zo’n dertig procent verdiend van wat er jaren eerder werd verdiend, omdat ze het nu zonder hulp van Nederland moesten doen. De openbare scholen werden afgeschafd, waardoor er veel minder educatie was, en Frans werd de officiële taal. Dat was de taal van de elite. Mensen die Nederlands spraken, werden als boeren gezien. Daardoor kreeg je in het Vlaamse gedeelte van België, waar men Nederlands sprak, weer een beweging die een onafhankelijk Vlaanderen wilde. Ook voor Nederland was het trouwens een economische catastrofe doordat samenwerken met de Belgische steden niet meer mogelijk was. Nu is het omgekeerd, maar in die tijd telde Nederland zo’n twee miljoen inwoners, en België vier miljoen.

 

Natuurlijk waren niet alle Belgen blij met de afscheiding van Nederland. Vooral niet de Belgen in industriële steden als Gent en Antwerpen, die veel minder gingen verdienen. Maar deze mensen, die orangisten werden genoemd, werden door de nationalisten gediscrimineerd en bedreigd, en uiteindelijk opgehouden met protesteren. Toch voel je in België nog altijd een beetje van deze spanning tussen Wallonië en Vlaanderen. Ze zijn nog niet klaar met de geschiedenis. En dit was ook waarom het zo lang duurde om in 2011 een regering te vormen.

 

Nederland en België hebben zich uiteindelijk allebei tot rijke landen ontwikkeld, maar de reden dat Nederland wat rijker is dan België, is dat Nederland koloniën had als Indonesië en Suriname, waar ze belasting konden vragen en geld verdienen. België had alleen Belgisch Congo. Dat is een hele aparte geschiedenis en een aparte podcast, maar geen gezellig verhaal. Natuurlijk zijn de verhalen over koloniën nooit gezellig, ook niet de koloniën van Nederland, maar Belgisch Congo is een aparte categorie. Het boek Heart of Darkness van de Poolse schrijver Joseph Conrad is daarover geschreven, waarop de film Apocalypse Now is gebaseerd. In ieder geval heeft België veel minder verdiend aan haar koloniën dan Nederland. Nederland was beter in stelen dan België, kun je misschien ook zeggen.



In België ben je heel snel vanuit Nederland. Nou ja, vanuit Zuid-Nederland kun je natuurlijk binnen een minuut in België zijn, maar ook vanuit Amsterdam kun je er in twee uur zijn. En op de motor nog iets sneller, omdat je bij files tussen de auto’s door kunt rijden. Dat is legaal, maar niet te snel en alleen tussen de twee linkerste banen. Mijn broertje zijn in België meteen van de snelweg afgegaan. We wilden graag over kleine wegen rijden, omdat de snelweg saai is, alleen maar rechtdoor. Op de motor wil je juist een beetje spanning. Maar ook niet teveel spanning. Zoals wanneer de motor van je broertje onderweg kapot gaat en hij niet harder dan 80 meer kan rijden. Mijn broertje is heel technisch en heeft zijn eigen motor een beetje gebouwd, dus gelukkig kon hij hem de volgende dag weer repareren.


De volgende dag waren ook onze kleren weer droog. We zijn eerst in Nederland natgeregend. Toen zijn we gestopt en hebben we droge kleding aangetrokken, maar tien minuten later zijn we door een grote plas gereden. Ik dacht dat deze plas naar links en rechts weg zou spatten, maar in plaats daarvan ging hij als een grote golf over mij heen. Elk kledingstuk dat ik droeg, was nat. Ik heb me bij een cafe weer omgekleed, droge kleding aangetrokken, maar toen we voor de koffie wilden betalen, kwamen we erachter dat je in België niet overal kunt pinnen. Ze namen alleen contant geld aan. Uiteindelijk hebben we via een tikkie betaald, maar het was heel verrassend.

 

Het leuke aan het grensgebied tussen Luxemburg, België en Duitsland, is dat je constant in alle talen moet denken. Ik heb Frans, Duits, Engels en Nederlands gesproken. In Luxemburg spraken de medewerkers van de winkel met elkaar in het Luxemburgs. Ik sprak ze aan in het Duits, maar na een paar zinnen wist ik het niet meer, en zijn we naar het Engels overgegaan. Nederland, Luxemburg en België zijn kleine landen, en je moet wel flexibel zijn om goede zaken te doen. Zeker als je eerste taal Luxemburgs is, want dat spreken wereldwijd maar vierhonderdduizend mensen. Tot de tweedewereld oorlog werd Luxemburgs gezien als Duits dialect, maar sindsdien is het zoveel veranderd, dat het nu een aparte taal wordt genoemd.

 

Ik kende Luxemburg eerlijk gezegd van maar een ding. Het was een land waar we vroeger op vakantie doorheen reden, wanneer we naar Frankrijk gingen. We reden altijd door Luxemburg, omdat de benzine daar goedkoper was. Ik heb voor het eerst gezien dat het een mooi land is met vriendelijke mensen. België ook, al maken Nederlanders en Belgen graag grappen over elkaar. In Nederland zeggen mensen dat Belgen dom zijn, en in België zeggen mensen dat Nederlanders gierig zijn, dat ze niet graag geld uitgeven. Wij kunnen niet zeggen dat Belgen dom zijn, omdat Nederlanders ook dom zijn. Of niet, ik weet het niet. Misschien weet jij het. Landen zijn net als broertjes, soms maken ze ruzie, maar gelukkig komt er meestal geen oorlog van.

 

Dat was het voor vandaag. Ik hoop dat het een beetje interessant was. De belangrijkste les was: neem contant geld mee als je naar België gaat. Volg de podcast, laat een review achter en volg me ook op andere sociale media. Tot de volgende keer, doei!

PODCAST #71: HEET HANGIJZER

 

Nederlandse gezegden zijn een heet hangijzer, en als je gezegden niet in de haak zijn, dan ben je de klos en raak je uit je humeur. Het Nederlands kent heel veen gezegden en spreekwoorden. Een gezegde noemen we ook wel een uitdrukking. Wat is het verschil tussen een gezegde en een spreekwoord? Dat is vooral de moraal. In een spreekwoord zit een moraal, een wijze les over hoe je moet leven, en in een gezegde of uitdrukking niet. Natuurlijk gaan we naar een paar voorbeelden kijken, maar eerst even dit.

 

Je luistert naar de Dutch Today podcast, en ik ben je gastheer, Martijn. Dit is in de eerste plaats een podcast voor mensen die Nederlands leren, en je kunt de transcriptie op mijn website vinden. Daarvoor staat de link in de beschrijving, net als links voor youtube en instagram, en voor mensen die de podcast willen steunen ook links naar paypal en buymeacoffee. Ik verdien geen geld met de podcast of youtube, dus een donatie helpt om de podcast in leven te houden. Heb je al een donatie gedaan? Nogmaals heel erg bedankt!

 

Dan even twee voorbeelden om nog een keer te laten zien wat het verschil is tussen een gezegde en een spreekwoord. Een gezegde kan bijvoorbeeld zijn, met hart en ziel. Als je iets met hart en ziel doet, dan doe je iets met veel passie. Met hart en ziel is ook geen volledige zin, het is een frase. Dat zijn gezegden en uitdrukkingen vaak, een frase en niet een hele zin. Een voorbeeld van een spreekwoord is: nooit geschoten is altijd mis. Daar zit een les in. Een moraal. Als je iets niet probeert, kan het ook nooit lukken. Dat dacht ik aan het begin van het podcasten. Ik wist niet of het succesvol zou zijn of niet, maar als ik het niet probeerde, dan zou het zeker geen succes zijn.

 

Het is natuurlijk makkelijk om te begrijpen waar dit spreekwoord vandaan komt. Dit komt uit de jacht. Als je op een dier jaagt, en je schiet niet, dan kun je het ook niet raken. Maar andere spreekwoorden of gezegden zijn moeilijker te raden. Vaak zijn ze heel oud, en bevatten ze oude woorden die we niet meer gebruiken. Daarom vandaag een paar van deze uitspraken die we vaak gebruiken, maar waarvan ik zelfs soms verbaasd was over de herkomst, de origine.

 

Ik had het al over de klos zijn. Wanneer je de klos bent, dan heb je geen geluk. Dan ben je het slachtoffer van iets. Bijvoorbeeld: ik reed door rood licht en de politie hield me aan. Ik was de klos, ik kreeg een boete van tweehonderdzestig euro. Dit is een op waarheid gebaseerd voorbeeld. Dit kwam van de tijd dat touwen nog met de hand gemaakt werden. Deze touwen werden dan opgespannen. Dat deden ze met een klos, een klein apparaat waarmee de touwen samen werden gebracht. De persoon die de klos bediende, moest veel lopen om de touwen aan de eindes op te pakken. Die moest harder werken dan de anderen, dus die was de klos.

 

Touwen werden vroeger trouwens van hennep gemaakt. Dit is het materiaal dat je maakt van dezelfde plant als cannabis. Hiervan maakten ze ook canvas doek. Het woord canvas komt van het woord cannabis, de Latijnse naam van de plant. Cannabis, waar je ook wiet van maakt dat je kunt roken om high te worden, is in veel landen een heet hangijzer. En waar komt deze uitdrukking, heet hangijzer vandaan? Vroeger kookten mensen boven een vuur. Dan hingen ze een pot aan een haak. Deze haak heette het hangijzer. Omdat het boven het vuur hing, werd het snel heel erg heet, en dan moest je voorzichtig zijn wanneer je de pot pakte. Een heet hangijzer betekent nu een controversieel onderwerp. Daar kun je je ook aan branden.

Voor sommige politieke partijen, zijn hete hangijzers juist hun stokpaardje. Een stokpaardje is je favoriete onderwerp. Iets waar je het liefst over praat. Mijn stokpaardje, bijvoorbeeld, is de Nederlandse geschiedenis in Japan. Ik kan hier uren over praten. Wat is jouw stokpaardje? Dit was ook letterlijk een stokpaardje. Een paardenhoofd op een stok voor kinderen om op te rijden. Geen echt paardenhoofd natuurlijk, het was speelgoed. Dan konden de kinderen doen alsof ze op een paard reden en een ridder of een cowboy waren. Oudere kinderen en volwassenen begrepen niet wat daar zo interessant aan was, terwijl jonge kinderen er uren plezier aan hadden. Net zoals ik wanneer ik over Nederlanders in Japan praat.


Kinderen die veel plezier beleven in hun jeugd, groeien misschien niet op voor galg en rad. De galg en het rad waren instrumenten om misdadigers mee te straffen, dus opgroeien voor galg en rad betekent een slechte jeugd hebben waardoor je op het slechte pad terecht komt en crimineel wordt. De galg was het instrument waaraan je opgehangen werd. Het touw, dat dus nog met de hand gemaakt werd door de persoon die de klos was. Maar als je aan de galg hing, was je natuurlijk nog meer de klos. Het rad was een rond instrument waar je aan gebonden werd, ook weer met touw, en waaraan gedraaid werd om je pijn te doen, om je te martelen.


Je werd pas aan het rad gebonden of opgehangen als je over de schreef gegaan was. Over de schreef gaan betekent te ver gaan, iets doen dat niet geaccepteerd word. De schreef is een goed voorbeeld van een oud woord dat we niet meer gebruiken. Het woord komt van schrijven, geschreven – de schreef. Deze schreef was wat we nu een voorschrift noemen, een voorwaarde op papier, op schrift. Niemand mocht in de stad een mes dragen dat langer was dan een bepaalde lengte, die voorgeschreven was. Als je mes dus over de schreef was, dan was het te lang. Dit werd aan de stadspoort gecontroleerd. Het mes mocht niet zo lang zijn dat het iemands hart kon raken.


En luisteren naar de wet, naar de regels, is natuurlijk goed, maar als je teveel naar iemand luistert en niet anders kan dan doen wat deze persoon zegt, dan dans je naar zijn of haar pijpen. En een pijp is iets langs met een gat erin, als de pijpen waar water doorheen stroomt in je badkamer. Het is ook een oud woord voor blazen. Daarom werd het muziekinstrument de fluit ook zo genoemd, de pijp. In de middeleeuwen speelden er veel straatmuzikanten in de stad. Als je dan op die muziek danste, danste je naar de pijpen van de fluitspeler. Dat is op zich niet slecht, maar je doet wat hij wil want hij bepaalt de melodie.


En als de fluitspeler een plan heeft dat niet in de haak is, ben je weer de klos. Wat voor haak is dit? Dit was de haak van de timmerman. Hij bouwde bijvoorbeeld een huis, en dan had hij een haak van exact negentig graden. Als hij dan wilde weten of een hoek exact negentig graden was, hield hij de haak er tegenaan. Als het niet exact negentig graden was, was het dus niet in de haak, en was het niet goed. Wanneer iemand zegt: er is hier iets niet in de haak, betekent dit dat er iets niet goed is. Dit gebruiken we meestal voor een algemeen gevoel dat er iets aan de hand is, wanneer je iets niet vertrouwt, en niet voor specifieke dingen. Als je een fout maakt in je huiswerk, zeg ik niet: dat is niet in de haak. Maar als ik facturen krijg van bedrijven waarvan ik niets gekocht heb, zeg ik het wel.

Het omgekeerde is wanneer alles in kannen en kruiken is. Dit is een simpele. Het betekent dat alles goed is, en dat je je dus kunt ontspannen. Vroeger waren er natuurlijk nog geen koelkasten, en dan bedierf eten snel. Als je het in een kan of een kruik deed, twee woorden voor potten om iets in op te bergen en af te sluiten, dan bleef het langer goed. En over potten gesproken, nog een: de pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet. Verwijten is zeggen dat iemand iets fout doet. Er zwart uitzien is natuurlijk niet slecht, maar in de middeleeuwen was de associatie die mensen hadden met duister, donker, onbekend en dus negatief. In zowel de pot als de ketel kookten mensen dingen, en ze werden dus allebei zwart van het vuur. Dat de pot tegen de ketel zegt dat hij zwart is, is dus hypocriet want hij is het zelf ook. Dit zeg je tegen mensen die jou iets verwijten, dat ze zelf ook doen.


En de huizen waren vaak van hout, maar daar waar het vuur was, was het natuurlijk van steen. Dat de rest van het huis van hout was, was omdat hout veel goedkoper was. Dus als je een huis van steen had, was je heel rijk. Dan was je steenrijk. Dat woord gebruiken we nog steeds. De daken waren vaak niet van hout of steen, maar van riet. Als het heel warm was en droog, dan vielen er droge stukken op de grond. Dan zeiden de mensen, de mossen vallen van het dak. Het mos was het droge riet. Maar door de tijd heen is de uitdrukking veranderd, in de mussen vallen van het dak. En dat klinkt ook logisch, dat deze kleine vogels door de hitte dood neervielen. Maar het begon dus met mossen, en niet met mussen.


Uit je humeur zijn is een lastigere. Het betekent dat je je niet op je gemak voelt, dat je geirriteerd bent. De oude Grieken dachten al dat het humeur werd bepaald door vier lichaamssappen: bloed, gele gal, zwarte gal en slijm. Teveel bloed gaf energie, teveel gele gal gaf irritatie, teveel zwarte gal introversie en depressie, en teveel slijm maakte je weinig emotioneel. Als de balans niet goed was, was je dus uit je humeur en was je in een slechte bui. Om dit op te lossen, deden mensen in de middeleeuwen aan aderlaten. Dan maakte een dokter met een scherp mesje een klein sneetje in de huid zodat er wat bloed uit kon. Dit mesje heette een vlijm. Als iets heel scherp is, dan noemen we het dus nog steeds vlijmscherp.


Aderlaten gebeurt nog steeds en wordt officieel flebotomie genoemd. Dit wordt gedaan om het ijzergehalte of aantal rode bloedcellen in iemands lichaam omlaag te brengen. Gelukkig wordt dat niet meer met een vlijm gedaan, maar in het ziekenhuis met een naald en een infuus. Dat is niet zo heel gebruikelijk, maar we zeggen nog steeds wel dat iets een aderlating is, als het ons veel geld kost. Mijn kat moet bijvoorbeeld een kleine behandeling krijgen, die ongeveer zevenhonderd euro gaat kosten. Dat is een echte aderlating. Ik moet dus maar weer even aan het werk gaan en geld verdienen. Ik hoop dat deze aflevering weer leerzaam was en leuk om naar te luisteren. Zo niet, dan de volgende keer beter. Tot dan, doei!

PODCAST #70: Mata Hari

 

Ik vind dat het weer eens tijd is voor een bekend Nederlands historisch figuur. Margaretha Geertruida Zelle, geboren in Leeuwarden op 7 augustus 1876. Deze femme fatale, deze exotische danseres, kennen de meesten van jullie onder een andere naam. Ze had rijke ouders en genoot samen met haar drie broertjes een goede educatie tot ze dertien jaar oud was en haar vader bankroet ging, hij had geen geld meer. Haar ouders scheidden en

ze woonde een tijdje bij haar peetvader – Godfather in het Engels – en studeerde voor kinderjuf in Leiden, maar toen de docent met haar begon te flirten, haalde haar peetvader haar van de school. Dat was nog ver voordat ze haar artiestennaam aannam. Wat was die? Eerst even de boodschappen.


Je luistert naar de Dutch Today podcast met mij, Martijn, docent Nederlands. Deze podcast maak ik in de eerste plaats voor mensen die Nederlands studeren, al is iedereen natuurlijk welkom. Volg me ook op youtube en op instagram. Als je de podcast wilt steunen, kun je een kleine donatie doen via de links in de beschrijving. In de beschrijving staan ook de links naar youtube en instagram. De transcriptie van deze podcast staat op mijn website, dus lees mee als je wilt. Dat waren de boodschappen.

 

De persoon over wie ik vandaag praat is Mata Hari. Ik wilde dit nog even geheim houden, maar toen bedacht ik me dat het in de titel stond, dus al deze geheimzinnigheid had totaal geen zin. Nou goed, Mata Hari dus. Toen Margaretha 18 jaar oud was, zag ze een advertentie in de krant die haar interesseerde. Het was een contactadvertentie, van een kapitein in het Nederlandse-Indische leger, die de zoon was van een barones. Iemand van adel. Door met hem te trouwen, was ze financieel veilig. Ze verhuisde met hem naar Malang, in Oost-Java en ze kregen samen twee kinderen, een zoon en een dochter.

 

Het was geen goed huwelijk. Rudolf was een alcoholist en hij had losse handjes. Hij sloeg Margaretha. Hij gaf haar de schuld van het feit dat hij geen promotie kreeg. Hij had ook openlijk een maitresse, een andere vrouw. Margaretha trok tijdelijk in bij een andere man, een andere Nederlandse officier. Ze bestudeerde de Indonesische cultuur en ging bij een dansgezelschap om te leren dansen. Toen ze 21 jaar was, besloot ze dat haar artiestennaam Mata Hari zou zijn. Dit betekende in de lokale taal, Malay, oog van de dag. Oftewel, de zon. Uiteindelijk ging ze terug naar Rudolf omdat hij dit vroeg, maar zijn gedrag veranderde niet.

 

In 1899 ging de zoon van het koppel dood. Beide kinderen hadden syfilis opgelopen van hun ouders. De zoon ging niet dood aan syfilis, maar aan de behandeling ervan. De dochter overleefde, maar zou jaren later toch aan syfilis zelf overlijden. Het koppel wilde niet geloven dat ze hun eigen kinderen ziek gemaakt hadden, dus bleven in plaats daarvan geloven dat ze vergiftigd waren. Margaretha en Rudolf keerden daarom terug met de overlevende dochter naar Nederland, waar ze scheidden. Margaretha verhuisde naar de stad van haar dromen, en in die tijd van de dromen van veel mensen: Parijs.

 

In het begin van de twintigste eeuw was Parijs het centrum van de wereld. Zowel de grootste kunstenaars als de rijkste industrielen woonden daar. Margaretha moest nu werken om haar eigen geld te verdienen, en ze deed waar ze goed in was: dansen. Ze begon in een circus als Lady Mcleod, als een danseres op een paard. Toen ze ook in Parijse clubs begon te dansen, zonder paard, was ze onmiddellijk een enorm succes. Ze deed aan exotische dans, wat betekende dat ze weinig of geen kleding droeg. In moderne taal was ze dus een soort stripper. Mannen kwamen van heinde en verre om haar te bewonderen in een van de vele nachtclubs van Parijs. Mata Hari haalde haar inspiratie voor dans zowel uit de moderne dansbeweging, als uit Azie en Egypte. Ze deed vaak alsof ze in India geboren was en daar had leren dansen. Ze vertelde veel verschillende verhalen over zichzelf, maar nooit de waarheid.  

 

Ze deed dit alles dus onder de naam van haar man, Macleod, waar zijn familie in Nederland niet blij mee was. Foto’s van Mata Hari bereikten de familie van haar man in Nederland, en ze gebruikten dit om ervoor te zorgen dat Margaretha haar dochter nooit terug zou zien. Ze lieten de foto’s aan een rechter zien, als bewijs dat Margaretha geen goede moeder was. Dit verwoestte Margaretha en betekende eigenlijk het begin van haar einde. Nu had ze niets meer om voor te leven of om zich aan de normen en waarden van de tijd te houden.

 

Ze begon te werken als courtisane. Een courtisane is eigenlijk een heel dure prostitue. Rijke mannen die in haar geinteresseerd waren, en dat waren er genoeg, konden haar betalen om een avond en een nacht met haar door te brengen. Het grote verschil met een traditionele prostitue is dat een courtisane zelf haar klanten uitkiest, en zelf ja of nee kan zeggen. Maar blijkbaar zei ze vooral ja, want ze werd elke week met een andere man gezien. En niet alleen Franse mannen, maar mannen uit allerlei landen die in Parijs op bezoek waren, zochten haar op en betaalden haar voor haar aandacht. En zoals ik al zei, zou dit het begin van haar einde zijn.


Mata Hari als artiest had de aandacht van de mannen nodig die haar wilden betalen voor haar gezelschap. Ze was bijna dertig, en dansen zou ze niet lang meer kunnen. Dertig vinden we nu niet oud meer, maar in die tijd was dat anders. Er waren jongere meisjes die op dezelfde manier dansten en haar plaats langzaamaan innamen. Mata Hari deed haar laatste dansshow op haar 29ste. Wat moest ze daarna? Margaretha had nooit iets anders geleerd dan vrouw zijn. Zoals ik aan het begin van de podcast vertelde, had ze docente willen worden maar had ze haar opleiding nooit kunnen afmaken. Ze had heel slechte ervaringen met het huwelijk, dus trouwen voelde ook niet als een goede optie.


Gelukkig had ze nog genoeg aanbidders. Mannen die graag betaalden voor haar aandacht. Hierdoor reisde ze vaak naar verschillende landen en kon ze genoeg geld verdienen om rond te komen. In 1914 reisde ze naar Berlijn. Ze wilde een comeback maken. Hiervoor had ze haar eigen balletvoorstelling geschreven, over een priester die verliefd werd op een godin. Dit zou in een groot theater in Berlijn plaatsvinden. Mata Hari reisde naar Duitsland en dineerde met een van haar minnaars, de politiechef van Berlijn, op het moment dat de tweede wereldoorlog uitbrak. Duitsland verklaarde de oorlog aan Frankrijk. Dit was een catastrofe voor Margaretha. Omdat ze zo lang in Frankrijk gewoond had, werd haar bankrekening in Duitsland bevroren en werd haar voorstelling geannuleerd. Ze moest zonder geld terug naar huis.


Reizen was niet makkelijk meer. Omdat reizen tussen Frankrijk en Duitsland niet mogelijk meer was, moest ze via Nederland, Engeland en Spanje of Portugal reizen. Omdat Nederland neutraal gebleven was, kon ze als Nederlandse wel vrij reizen, ook tijdens de oorlog. Om te helpen met het gevecht tegen Duitsland, stuurde Rusland troepen naar Frankrijk. Margaretha werd verliefd op een Russische piloot die zeven jaar jonger was, Vadim Maslov. Margaretha noemde hem de liefde van haar leven, en misschien was hij dit ook. Ze was haar oude leven zat, en wilde nu toch graag weer trouwen en een rustiger leven leiden. In 1916 werd zijn vliegtuig neergeschoten, en raakte hij ernstig gewond. Hij kon niet meer zien met zijn linkeroog, en hij lag in het ziekenhuis aan het front. Margaretha wilde hem absoluut zien, maar omdat ze burger van een neutraal land was, mocht ze niet naar het front.


Wat Margaretha niet wist, was dat ze al jaren werd geobserveerd door mensen die niet geinteresseerd waren in haar dansen. Ze werd geobserveerd door de Britse en de Franse geheime dienst. Ze waren geinteresseerd in haar, omdat ze eerst dachten dat ze een Duitse spionne was. Ze was namelijk in Duitsland toen de oorlog begon en reisde veel tussen de landen. De Franse geheime dienst wist dat Margaretha naar het front wilde om haar grote liefde te zien, en zei haar dat ze dit mocht, als ze voor het Franse leger zou spionneren. Margaretha wilde daar wel een enorm bedrag voor terug, een miljoen Franc. Dit was voor die tijd heel veel geld, maar toch gingen de Fransen akkoord. Ze waren op dat moment heel bang dat ze de oorlog zouden verliezen.


Margaretha’s belangrijkste missie was om de Duitse kroonprins Wilhelm te verleiden, om belangrijke informatie uit hem te halen. De kroonprins was de oudste zoon van keizer Wilhelm de 2e. Dit was een stom idee, maar dat wisten de Fransen niet. Ze geloofden namelijk in het imago van de prins, dat de Duitsers hadden gecreeerd. Het imago van een groot krijger die zijn vader zou opvolgen en Duitsland sterker zou maken. In werkelijkheid was de kroonprins een alcoholistische rokkenjager, iemand die veel van vrouwen hield. De kroonprins wilde ook niet wachten tot zijn vader hem aan de macht zou laten, hij wilde hem gek laten verklaren en aan de kant zetten.


De Duitsers hadden het imago van een sterke krijger net zoveel voor hun eigen volk gecreeerd als voor het buitenland. Ze wilden natuurlijk ook niet dat hun eigen mensen wisten dat de opvolger van de keizer eigenlijk niet geschikt was. Mata Hari had een aantal keer eerder voor hem gedanst, dus de Fransen geloofden dat ze wel in staat zou zijn hem te verleiden. Ze ging op weg naar Duitsland via Spanje en Madrid, maar werd direct gearresteerd toen ze in Engeland aankwam. Ze had veel dure spullen bij zich en de douane begreep niet wat haar plan was.


In plaats van geheim te houden dat ze spionne was, vertelde ze de Engelsen meteen dat ze voor de Franse geheime dienst werkte. Ze was een amateur spionne. Ze had nooit training gehad en wist niet hoe ze zich moest gedragen. Ze was door de Fransen voor de leeuwen gegooid. Ze werd via Portugal en Spanje teruggestuurd naar Parijs en werd daar gearresteerd omdat ze daar dachten dat ze voor Duitsland spionneerde, dat ze een dubbelspionne was. Ze werd zeventien keer ondervraagd maar ze bleef zeggen dat ze onschuldig was. Ze schreef brieven naar haar geliefdes en naar de inspecteur, maar niemand luisterde naar haar.


De Franse geheime dienst dacht bewijs te hebben dat ze een dubbelspionne was. Ze hadden een telegram van de Duitse militaire atache in Madrid. Margaretha werd in het telegram genoemd, met de geldbedragen die ze van Duitsland gekregen had. De Fransen dachten dus dat ze geld kreeg van Duitsland om informatie over de Fransen door te geven. Maar Margaretha was weer het slachtoffer van mensen die haar wilden gebruiken. Toen ze naar Duitsland op weg gegaan was, had ze in Madrid hetzelfde gedaan als ze altijd deed: mannen ontmoeten. Een daarvan was de Duitse militaire atache. Daarvan wilde ze informatie krijgen om door te geven aan de Fransen. Ze schreef vanuit het Ritz hotel naar de Franse dienst om te vragen wat ze wilden weten van deze atache. Wat ze niet wist, wederom omdat ze geen training gehad had, was dat het hele hotel door de Duitsers gerund werd. Inclusief de postkamer.


De Duitsers hadden dus meteen door dat Mata Hari een spionne was, en stuurden telegrammen in een code waarvan ze wisten dat de Fransen deze code kenden en de berichten konden lezen. Het was wraak van de Duitsers. Maar niet alleen voor het feit dat een Franse spionne, of eigenlijk een Nederlandse spionne, in hun hotel verbleef. Margaretha had namelijk ook de Duitsers beloofd om voor hen te spionneren. Ook weer voor geld. Dit was ze nooit van plan geweest, ze had alleen gehoopt wat geld terug te kunnen winnen van de keer dat haar voorstelling geannuleerd was en haar bankrekeningen bevroren.


Margaretha stond in Duitsland bekend als Spionne H-21. Zo werd ze in het telegram ook genoemd. Ze had de Duitsers wat nutteloze, verouderde informatie over de Fransen gegeven, in de hoop dat de Duitsers haar zo zouden vertrouwen, zodat ze bij hen zou kunnen spionneren, en ook nog wat geld verdienen. Dit probeerde ze aan de inspecteur in de gevangenis uit te leggen, maar die geloofde haar niet. Of wilde haar misschien niet geloven. Frankrijk deed het niet goed aan het front, en veel mensen geloven dat ze Margaretha de schuld wilden geven, zodat ze zelf niet incapabel leken. Er was een haastig proces en de Franse dienst besloot Margaretha te executeren.


Ze ging haar executie dapper tegemoet. Toen ze haar om kwart over vijf ’s morgens kwamen halen, liep ze zonder te beven mee. Ze weigerde de blinddoek die ze aangeboden kreeg, wierp de soldaten die haar zouden doodschieten een handkus toe, en bleef de non die meegekomen was in de ogen aankijken terwijl de tien soldaten het vuur openden. Een van de kogels raakte haar hart. Daarna schoot de kapitein haar nog een keer door het hoofd, de coup de grace. Dit was traditie om er zeker van te zijn dat de veroordeelde dood was.


Het tragische einde van Mata Hari was wereldnieuws, en er waren protesten van mensen die het niet eens waren met de beslissing van de Fransen. De meeste mensen geloofden het officiele verhaal, en dit bleef zo tot 1963. Toen schreef een fotograaf die had meegewerkt aan de film over Mata Hari met Greta Garbo, die dertig jaar eerder was gemaakt, een boek over Margaretha met de titel: De Moord op Mata Hari. Er volgde meer onderzoek door journalisten, en uiteindelijk kwam het verhaal naar buiten zoals ik het vandaag verteld heb. Dat van een tragische heldin die gebruikt was voor politieke doeleinden.


En over einden gesproken. Eindes. Dit is het einde van de podcast van vandaag. Margaretha Geertruide Zelle, Mata Hari, was een fascinerend persoon die vaak voor haar leven heeft moeten vechten en uiteindelijk het gevecht verloren heeft. Het is een triest einde, maar ik hoop dat je het een interessant verhaal vond en er iets van geleerd hebt. De volgende keer doen we weer iets vrolijkers. Tot dan, doei!

PODCAST #69: PLAATSNAMEN

 

Als je door Nederland reist, of je kijkt op de kaart van Nederland, en je kijkt naar de plaatsnamen, zul je zien dat veel namen op elkaar lijken. Amsterdam, Rotterdam en Alblasserdam eindigen allemaal op dam. Dat is een makkelijke, want een dam is als een dijk, maar dan in de rivier. Iets dat de rivier stopt, hetzelfde woord heb je ook in het Engels. Maar Utrecht en Dordrecht dan? Of Amstelveen en Roelofarendsveen? We gaan naar een paar van deze plaatsnamen kijken en achterhalen waar ze vandaan komen.

 

Je luistert trouwens naar de Dutch Today podcast. Ik ben Martijn, docent Nederlands. Deze podcast is in de eerste plaats bedoeld voor mensen die Nederlands studeren, en het niveau is b1/b2. Volg me ook op instagram en op youtube. En als je een kleine bijdrage wilt doen aan de podcast is dat super welkom. Alle links staan in de beschrijving. Dat waren de boodschappen, nu weer terug naar het onderwerp van vandaag.

 

En ik wil graag beginnen met mijn favoriete namen: Utrecht, Dordrecht en Maastricht. Wat hebben deze steden met elkaar gemeen? Ze eindigen allemaal op een vorm van het oude Latijnse woord TRICTUM. Dat neemt de vorm van trecht, drecht of tricht in deze namen. Deze zijn mijn favoriet omdat ik het verhaal erachter interessant vind. Een TRICTUM was een plaats in de rivier waar het water laag was, en je makkelijk kon oversteken. Tweeduizend jaar geleden was de zuidelijk helft van Nederland bezet door de Romeinen. Op plaatsen waar ze makkelijk de rivier over konden steken, bouwden ze vaak een fort of een kamp. Daar kwamen huizen bij te staan van mensen die dingen wilden verkopen aan de Romeinen, als brood en kleding. Langzaamaan werden dat dorpjes, die ook bleven staan toen de Romeinen weer weggingen, zo’n driehonderd jaar na Christus. Maar de namen van de kampen of forten bleven. Daarom hebben veel steden nog een versie van dit TRICTUM in hun namen.

 

En zo kun je in de plaatsnamen verschillende volkeren en talen herkennen. Nijmegen bijvoorbeeld, is samengesteld uit twee Keltische woorden. Novio, nieuw, en magos, veld. Nieuwveld is dus eigenlijk wat Nijmegen betekent. In het Noorden hadden we de Friezen, die uit Denemarken en Noord-Duitsland kwamen. Daar zie je veel plaatsnamen die eindigen op WEER, WIER of WERD, of andere varianten. Antwerpen bijvoorbeeld, Woerden of Wierhuizen. Op andere plaatsen in het land zie je dit woord ook weleens terug als WAARD. Het woord werf, waar boten gemaakt worden, komt hier ook vandaan. De betekenis van al deze vormen was een verhoogd stuk grond, waar je dus makkelijk aan boten kon werken. In Oud-Duits betekende WERFEN ook hoger maken. Dat is logisch in een land waar je altijd tegen het water vecht.

 

Natuurlijk hebben namen met een DAM erin ook met water te maken. Amsterdam en Rotterdam zijn twee voorbeelden die ik al gaf. Maar wat zijn dan AMSTER en ROTTER? Amster komt van de rivier de Amstel. De oude naam van Amsterdam was in 1275 nog Amestelledamme. Aam was een naam voor water, en een stelle was een naam voor vaste, hoge en droge grond. Amestelledamme was dus een dam in water met een vaste grond. En ook de Rotte van Rotterdam was de naam van de rivier waar de stad bij is gebouwd. De rivier was een veenstroom, een rivier waar veel modder in zat en die niet helder was. Rotte komt dus van het idee dat het water vies en modderachtig was, rot dus.


Een veenstroom is dus een vieze rivier, maar wat is veen zelf? Veen is een type grond. Daarom komen we dit woord veel in plaatsnamen tegen. Plaatsen als Amstelveen zijn op veengrond gebouwd. Veen is opgebouwd uit plantaardig materiaal. Planten die doodgaan, waarop steeds meer dode planten komen te liggen, wordt uiteindelijk een zachte, sponsachtige materie. Daarvoor is het wel belangrijk dat er geen lucht bij kan komen, anders gaat het rotten en verdwijnt het. Veen wordt dus vaak in natte gebieden gevormd. In moerassen, plaatsen waar veel stilstaand water is. De dode planten komen dan onder een klein laagje water te liggen, waardoor ze niet kunnen rotten en uiteindelijk veen worden.


Natuurlijk zijn er veel andere plaatsnamen die met water te maken hebben. Alles dat op MEER of MAAR eindigt is duidelijk, dat ligt aan een meer. Zoals Alkmaar. Als het land in een punt uitliep in dit meer, of in de zee, dan was dat in de vorm van een hoorn, zoals koeien die hebben, of neushoorns. Dan krijg je plaatsnamen als Avenhorn, Giethoorn of Hoorn. Wat ook met water te maken heeft, is de naam Broek, zoals in Broekzijde of Donkerbroek. Dat is niet de broek zoals we deze nu kennen, maar de broek zoals je die misschien in het Engels kent: weer een naam voor een type water, een type rivier. Dus als je in Uilenbroek woont, dan woon je in de buurt van een waterlandschap waar vroeger veel uilen gezien werden.


Maar huizen zelf waren ook een belangrijk thema. In het Duits is dat heim, en in het Engels home. Dat zie je in veel varianten, omdat de plaatsnamen door de eeuwen heen geevolueerd zijn en nu anders gespeld worden. Je komt heim dus nu in verschillende vormen tegen. Een paar voorbeelden zijn: Alphen – van Alfheim, Arnhem van Arnheym, Bakkum van Bachem, Deutekom van Duttinghem, Blaricum van Blarichem en ga zo door. De lijst is heel lang. En huizen zijn niet de enige gebouwen, want denk aan de woorden KERK – Nijkerk, ABDIJ – Abbestede, of KAPEL – Bovenkarspel. Dit zijn allemaal namen die te maken hebben met religieuze gebouwen. Daar stond vroeger waarschijnlijk eerst een religieus gebouw, waarna er een dorp omheen gekomen is.


De graven en bisschoppen, de mensen die de macht hadden in specifieke regio’s, verkochten grond aan boeren en andere mensen die genoeg geld hadden om land te kopen. Dit heette een COPE. Boskoop en Nieuwkoop zijn voorbeelden van plaatsen waar dit nog in de naam zit. De stukken land waren vaak van een specifiek formaat en vorm, en die noemden ze HOEVE. Dit zie je nog in Achthoven en Tienhoven. En als deze hoeves ver van de kerk lagen, dan gaven ze deze dorpen graag namen van verre landen. Spengen komt van Spanje, en Demmerik van Denemarken. En Holland zelf heeft natuurlijk ook een oorsprong – je weet waarschijnlijk dat Hol- van holt komt, hout. Er stonden vroeger veel bomen in Holland. Maar je vindt dit ook als holt, wold en lo terug. Paleis het Loo is het paleis in het open, lichte bos. Zeewolde is het bos bij de zee.


En ik had het even eerder over de religie-gerelateerde plaatsnamen. Daar moet ik alle plaatsen die beginnen met Sint natuurlijk nog toevoegen, als Sint Maarten, maar het zijn niet alleen religieuze verhalen die vertellen over de herkomst van plaatsnamen. Soms zijn het volksverhalen. Die over de provincie Gelderland, bijvoorbeeld. In werkelijkheid komt de naam van de oude woorden GEL, wat een type kleine rivier was, en DONK, wat weer een bewoonde plek is. Maar het volksverhaal gaat heel anders. Daarin zijn er twee broers die in de negende eeuw op zoek gingen naar een vuurspuwende draak die de regio onveilig maakte. Ze vonden hem onder een boom, en een van de broers stak de draak dood met zijn zwaard. Het monster riep terwijl het stierf: Gelre! Gelre! Dit verhaal was erg populair en het was een belangrijke factor voor het Gelderse identiteisgevoel.


Dan nog even Schiphol. Want wat betekent dit? Ik denk niet dat ik het daar eerder over gehad heb op de podcast, maar anders is het een goede opfrisser. Een schip is een boot, en een hol is een gat. Sommige oudere mensen gebruiken dit woord ook voor je kont, waar je op zit. Dat is je hol. Pas op, anders krijg je een schop onder je hol, zei mijn opa weleens. Het hol van Schiphol is een gat waar ze doden in legden. Geen dode mensen, nee, dode schepen. Kapotte schepen. Schiphol was een plaats waar ze oude schepen naartoe brachten, en ze uit elkaar haalden om de onderdelen opnieuw te gebruiken – ze te recyclen.


Er zijn nog veel meer plaatsnamen die op de namen van bomen gebaseerd zijn bijvoorbeeld, of namen van gebouwen of personen, maar dit is het even voor vandaag. Je kunt zelf natuurlijk nog plaatsnamen opzoeken als je wilt weten waarom de plaats waar jij woont heet zoals het heet, bijvoorbeeld op www.etymologiebank.nl. Ik hoop in ieder geval dat het interessant was, en dat je iets geleerd hebt. Bekijk de transcriptie op de website, en tot de volgende podcast, doei!

PODCAST #68: HET SCHOOLJAAR

Het huidige jaar is 2023, en dat eindigt op de avond van 31 december. Maar het schooljaar is net geeindigd. Dat eindigt in Nederland in juli. Dan hebben de studenten en ook de docenten zomervakantie. Sommige mensen zeggen me dan, docenten hebben zoveel geluk met zoveel vakantie. Maar geloof mij, docenten hebben deze vakantie ook echt hard nodig. Waarom hebben zij deze vakantie nodig? Daar zal ik vandaag iets over zeggen, maar eerst even kort de boodschappen.

Je luistert naar de Dutch Today podcast. Ik ben Martijn, docent Nederlands. Je kunt me ook op instagram en op youtube vinden, de links staan in de beschrijving. Als je een kleine donatie aan de podcast wilt doen, is dat ook heel welkom. De links voor buymeacoffee en paypal staan ook in de beschrijving. En als je opmerkingen of tips hebt, stuur me een bericht via instagram. Dat is altijd welkom.

 

Maar het schooljaar is dus net geeindigd en het is zomervakantie. Wat betekent dit, en wat betekent dit voor mij? Mensen die afstuderen, van de middelbare school, het MBO, het HBO of de universiteit, zijn al langer klaar. Meestal zijn zij al in april of mei klaar met school. De docenten hebben vaak nog werk te doen wanneer de scholen uit zijn. Dan moeten ze nog dingen nakijken, administratie doen en opruimen. Maar niet ik, want ik had mijn vakantie al geboekt voordat ik op de school begon waar ik nu werk. Voordat ik mijn contract kreeg. Dus ze konden me niet tegenhouden toen ik op negen juli al op reis ging.

 

De laatste twee weken van het schooljaar heb ik dus gemist, maar veel heb ik niet gemist. De laatste twee weken bestaan uit schoolreisjes en workshops en picnics. Wij hebben op een van de scholen waarop ik werk, de HBO, een autistenclubje. Dat is een clubje voor studenten en ook docenten met autisme, om samen te praten over ervaringen op school en thuis. Wij hadden een leuk boottochtje gepland samen. Misschien weet je nog dat het heel erg gestormd heeft begin juli. Ja, op die dag hadden wij het boottochtje gepland. Toen er windkracht negen stond. Dat kon dus helaas niet doorgaan, dat moeten we later een keer oppakken.

 

Maar de scholen waarop ik werk, zijn dus redelijk nieuw voor mij. Ik geef Engelse les op een HBO – op een business opleiding, aan Nederlandse studenten. Ik geef ook Nederlandse les op een MBO, aan niet-Nederlandse studenten. Al deze studenten zijn statushouders, dat betekent dat ze officieel in Nederland mogen blijven maar geen Nederlands paspoort hebben. De meeste studenten komen uit Syrie, Oekraine en Eritrea, maar ook uit andere landen als Yemen en Palestina. Veel van deze studenten zijn heel gemotiveerd, en zijn daarom erg leuk om les aan te geven. Ze willen graag in Nederland wonen en werken en het is dus heel belangrijk voor ze dat ze de taal kunnen spreken.

 

Het is op dit moment wel soms lastig om de Oekrainse studenten te motiveren. Dit is omdat deze studenten niet in Nederland willen zijn. Ze willen graag zo snel mogelijk terug naar hun eigen land. Ze hopen dat de oorlog snel over is, en ze in Oekraine naar een universiteit kunnen gaan om verder te studeren. Daarom zijn veel studenten niet heel enthousiast om Nederlands te leren. Ze doen vaak ook tegelijkertijd hun huiswerk voor hun Oekrainse school, maar moeten in Nederland ook naar school als ze onder de achttien jaar zijn. Dat zorgt voor veel studenten voor een moeilijke situatie. En voor de docenten ook. Want als een student niet gemotiveerd is en niet oplet in de les, is het lastig om ze les te geven.

 

Ik hoop natuurlijk ook dat de oorlog snel voorbij is, maar ik hoop ook dat de Oekrainse studenten hun tijd in Nederland goed gebruiken. Ze zijn nog jong en realiseren het zich nog niet, maar veel van mijn oudere Oekrainse studenten, die al lang in Nederland wonen en werken, zijn jaloers op ze. Ze zijn jaloers dat deze jonge mensen zo’n mooie kans krijgen om een nieuw leven te starten in Europa. Zelf hebben deze oudere mensen vaak hard moeten werken om zo’n kans te krijgen, de kans om in Nederland te leven. Maar als je jong bent en niet anders weet, is het moeilijk je te beseffen dat je een mooie kans voor je hebt wanneer deze kans iets heel anders is dan wat je zelf gepland had, of wat je ouders voor je gepland hadden.


En als je een taal wilt leren, is het een mooie kans om Nederlands te leren wanneer je hier woont. Dat merkte ik op mijn vakantie in Tokio deze zomer. Na een paar dagen van luisteren en spreken was mijn Japans weer redelijk goed. En het vreemde was dat dit niet altijd alleen maar kwam doordat ik bepaalde woorden weer hoorde, maar ook omdat ik in de omgeving was waar die taal gesproken werd. Ik was in de juiste omgeving om me sommige dingen weer te herinneren, zonder dat ik ze hoorde. Door de andere sensaties – geuren, geluiden, de stad zelf – begon mijn brein weer in Japanse modus te raken. Ik begon weer in het Japans te denken. Ik had me nog nooit zo sterk beseft hoe belangrijk de omgeving is – de omgeving die bij de taal hoort – en hoeveel moeilijker het dus is om een taal te leren wanneer je niet door die taal omringd wordt.


In Nederland horen we niet alleen veel Nederlands maar ook veel Engels. Dat is ook een van de redenen dat veel Nederlanders goed Engels spreken. Toch is er nog veel werk voor een docent Engels als ik, ook in Nederland, waar veel mensen goed Engels spreken. Ik geef Engelse les in het noorden van het land, op een HBO – en HBO staat trouwens voor Hoger Beroeps Onderwijs. Ik geef les op de business afdeling. Daar geven we les op B2 niveau, maar lang niet alle studenten hebben dat niveau. Veel studenten studeren af van de middelbare school met een zesje voor Engels, en gebruiken het daarna niet meer. Dus wanneer ze bij mij aankomen, herinneren ze zich soms niet veel meer.


En zoals ik al zei, de meeste niet-Nederlandse studenten die ik heb – de statushouders – zijn enthousiast om Nederlands te leren. Dat is niet zo bij de HBO studenten die Engels van mij moeten leren. Veel van hen zijn helemaal niet enthousiast. Waarom zijn ze niet enthousiast? Het eerste probleem is dat sinds covid veel studenten er niet meer aan gewend zijn elke dag naar school te komen. Daarom gaan ze sneller naar huis of komen ze helemaal niet naar de les. Vaak zijn er niet meer dan vijftig procent van de studenten in de les. Sommigen van hen luisteren, anderen doen iets anders dan Engels. Ze spelen spelletjes online, appen met vrienden of kijken voetbal.


En wat doe ik, de docent, hieraan? Ik vind dit moeilijk, want ik ben dit jaar niet aan het begin van het schooljaar begonnen. Dat is altijd moeilijker. Wanneer je pas een paar maanden na de start van het schooljaar begint, kennen de studenten elkaar al en hebben ze banden gevormd, die ze met jou niet hebben gevormd, want jij bent nieuw. Dan gaan veel studenten je uitproberen. Ze weten dat jij de regels niet weet, dus ze gaan dingen doen die niet mogen, en zeggen dan: de vorige docent vond dat geen probleem. Dat is heel vermoeiend, maar het enige dat je het eerste jaar kunt doen als docent is: overleven. Je krijgt heel veel nieuwe informatie en nieuwe ervaringen. Nieuwe lessen en nieuwe studenten, nieuwe namen om te onthouden en nieuwe kennis. Voor nieuwe lessen moet je als docent ook bijleren. Voor business Engels moet ik soms definities van woorden opzoeken en leren over de business wereld – over business analyses en zakelijke theorien – dus dat kost veel extra energie.


Een ander probleem dat we dit jaar voor het eerst hadden, was dat studenten het kunstmatige intelligentie programma Chat GPT gebruikten om rapporten te schrijven. Vaak weet je als docent dat een student Chat GPT gebruikt heeft, maar om het te bewijzen is heel moeilijk. Dus dan kun je een student ernaar vragen, maar als de student zegt: nee dat heb ik niet gedaan, dan houdt het op. Er zijn twee mogelijke oplossingen. Nummer een is dat er een programma ontwikkeld wordt waarmee je kunt zien of iets met Chat GPT geschreven is. Daar wordt aan gewerkt op dit moment, heb ik gehoord. De andere optie is studenten geen rapporten laten schrijven maar alleen dingen laten doen als presentaties geven, waarvoor ze geen app kunnen gebruiken. En misschien is dat ook niet erg, want als alle bedrijven in de toekomst kunstmatige intelligentie gaan gebruiken, is het misschien belangrijker dat studenten die programma’s goed leren gebruiken dan dat ze goede rapporten kunnen schrijven.


En waarom zijn de Nederlandse studenten dan niet zo geinteresseerd in Engelse les? De studenten zijn – of – al heel goed in Engels en denken niet dat ze les nodig hebben, of ze spreken geen Engels omdat ze het nooit leuk vonden. Ik heb zelf heel snel Engels geleerd toen ik jong was omdat ik heel erg geinteresseerd was in films en muziek. Maar als dat je interesses niet zijn, dan hoor je misschien ook veel minder Engels wanneer je jong bent. Dan spreek je wel wat basis-Engels maar meer niet. En als je ook geen interesse hebt in internationale business en alleen in Nederland wil werken, dan ben je blij met een zesje, ook op het HBO, waar het niveau wat hoger hoort te zijn.


In Nederland praten we wel over de zesjescultuur. Dit is een cultuur waarin mensen blij zijn met het minimale en niet graag harder werken om betere resultaten te behalen. Voor mij persoonlijk is dit lastig te begrijpen maar ik ben ook een beetje een workaholic en een perfectionist. Waarom voor een zesje gaan wanneer een tien ook mogelijk is? Ik ben naast docent ook leercoach en steun studenten, en heb ze gevraagd waarom een zesje genoeg voor ze is. Het antwoord is dan vaak dat ze denken dat ze een bepaald vak later niet nodig zullen hebben, of dat ze niets aan een opdracht hebben die ze moeten maken – dat ze er het nut niet van inzien. Maar je weet natuurlijk nooit waar je later iets aan gaat hebben.


Bovendien is alles dat je leert een vorm van training voor je brein. Toen ik jong was, had ik een hekel aan wiskunde. Ik kon, en kan nog steeds, helemaal niets met cijfers. Ik kan drie talen tegelijk leren, maar laat mij niet je belasting voor je berekenen want dat gaat het mis. Ik begreep daarom niet waarom ik het op school moest studeren. Ik moest grafieken en formules maken, maar ik wist dat ik daar later nooit iets mee zou doen. Pas veel later, toen ik zelf op een school werkte, leerde ik dat ook de dingen die je later niet gebruikt belangrijk kunnen zijn. Het traint je brein net zo goed als sporten je spieren traint. Het abstracte denken dat je in de wiskundeles leert, kun je later toepassen op andere dingen, zonder dat je dat door hebt. Zonder dat je je dat beseft.


Maar het moeilijkste voor jonge mensen is, denk ik, in de toekomst kijken. Toen ik jong was, wist ik niet wat ik wilde studeren. Mijn ouders zeiden: ga iets studeren dat je leuk vindt, dan vind je vanzelf je eigen weg. Dat vond ik toen heel moeilijk om te accepteren. Ik wilde weten wat ik het beste kon gaan studeren. Ik wilde plannen wat voor werk ik later zou gaan doen, want ik wilde veiligheid. Een goede baan met een goed inkomen, en als je dat niet plande, dan eindigde je achter de kassa van de Albert Heijn. Dat bracht me veel stress toen ik jong was. Ik kon toen niet zien hoe moeilijk het was de toekomst te voorspellen, want niets in mijn leven is uiteindelijk zo gegaan hoe ik het me voorstelde toen ik jong was.


Toch, wanneer je jong bent, voelt het leven als iets dat je kunt plannen. Daarom probeer ik mijn studenten nu te vertellen dat ze hun best moeten doen en niet alles proberen te bepalen voor de toekomst, maar dit is onmogelijk te begrijpen wanneer je jong bent. De woorden van andere mensen zijn alleen maar dat, woorden van andere mensen. Je moet het leven eerst zelf ervaren voordat je er iets van kunt begrijpen, dat is logisch. Maar zou het niet fijn zijn als we van elkaars ervaringen zouden kunnen leren? Dat we niet allemaal dezelfde fouten hoeven te maken? Dan zouden we ons kunnen concentreren op grotere problemen, problemen van wereldformaat. Ik zal doen wat ik kan: ik zal jullie weer over al mijn domme fouten vertellen in de volgende podcast. Tot dan, doei!

PODCAST #67: ZOMERVAKANTIE

 

Zeven jaar lang heb ik in Tokio gewerkt en de laatste keer dat ik er voor deze zomer was, was in de zomer van 2019, vier jaar eerder. Dat ik zo lang niet terug kon gaan om mijn vrienden en mijn Japanse familie te zien, kwam door de pandemie. Drie jaar lang konden toeristen Japan niet in of uit. Het was dus heel goed om iedereen weer te zien deze zomer, en mijn vriendin een tour te geven van de stad waar ik zo’n groot deel van mijn leven gewoond heb. Vandaag een kort verhaal over mijn zomervakantie. Een persoonlijk verhaal, maar ik hoop dat het toch goed voor je Nederlands is.

 

En wie ben ik? Ik ben Martijn, docent Nederlands en dit is mijn podcasts, Dutch Today. Ik maak deze podcast voor mensen die Nederlands studeren. Ik heb ook een youtube kanaal onder dezelfde naam, kijk daar eens naar als je wilt. Als je de podcast wilt steunen met een kleine donatie is dat altijd welkom via de paypal of buymeacoffee links in de beschrijving. Maar de vakantie dus.

 

We hadden vorig jaar eigenlijk al tickets om naar Japan te vliegen, maar omdat het land helemaal dichtzat vanwege de pandemie, werd onze vlucht geannuleerd en zijn we de hele zomer niet weggegaan. We zijn in Nederland gebleven. Dat vind ik ook niet altijd erg, want we hebben twee katten die in paniek raken wanneer we ze naar de ouders van mijn vriendin brengen, en dat brengt mij heel veel emotionele stress om ze zo bang te zien. Maar dit jaar zijn we dus wel gegaan. De vluchten zijn veel duurder geworden, maar gelukkig staat de yen op dit moment heel laag en was alles in Japan niet zo duur. Veel mensen denken nog dat Japan een duur land is, maar dat is een beetje een achterhaald beeld.

 

De vlucht heen duurde vijftien uur, de vlucht terug achttien. Het is een heel lange reis. Een week voordat we zouden gaan, brak mijn vriendin haar teen. Ze stond op van de bank om thee te pakken, draaide zich om en schopte per ongeluk tegen de tafel aan. Ze voelde en hoorde een krak, en haar teen brak op twee plaatsen. Ze had niet alleen heel veel pijn maar voelde zich ook heel verdrietig over onze vakantie. Een klein voordeel aan een gebroken teen is dat je priority boarding krijgt – je mag langs de rij lopen en als eerste door de security en als eerste aan boord van het vliegtuig. Er zat dus een klein voordeeltje aan haar ongeluk.

 

We moesten wel veel omboeken, want we waren van plan geweest naar twee verschillende bergen te gaan met de trein om daar te gaan wandelen. Maar dat kon natuurlijk niet doorgaan. In plaats daarvan hebben we na twee dagen bijkomen in Tokio meteen de trein naar de zee ten zuiden van Tokio genomen. Niet ver van Tokio kun je hele mooie stranden vinden, in een gebied dat Minami Izu heet, zuid Izu. Het is ongeveer drie uur van Tokio met de trein. Voor Japan is dat niet ver. Ik heb ook weleens twintig uur met de trein gereden. In Izu vind je veel mensen die niet in de grote stad willen wonen omdat het er te druk is. Die willen graag aan zee wonen, waar het rustiger is, en wat surfen en zwemmen. Zo ook de eigenaren van het hotel waar wij verbleven. Villa Yumigahama heette het, als je in de buurt bent moet je er zeker een nachtje of twee verblijven.

 

Hoe was het weer, vragen mensen meteen wanneer je zegt dat je op vakantie was. Kan het weer te goed zijn? Het was bijna elke dag zonnig en op de koudste dag was het 33 graden. De warmste dag was er een van 38 graden, met een gevoelstemperatuur van boven de veertig graden. Het wordt heel heet in Japan in de zomer. En de luchtvochtigheidsgraad ligt erg hoog, dus wanneer je buiten loopt, is het alsof je door een zwembad loopt, zo vochtig. Je moet accepteren dat je de hele tijd zweet. Wij zijn echte Nederlanders dus voor ons is dat moeilijk. Ik heb liever koud weer dan heet weer, want als het koud is, kan ik altijd wat extra kleren aantrekken. Wanneer het te warm is, komt er een punt waarop je niet meer kleren uit kunt trekken. In Tokio ga je in de zomer daarom van airco naar airco. Je gaat van de trein naar de supermarkt, naar een warenhuis, om zo ongeveer elke drie minuten weer airco te hebben en af te kunnen koelen. Daarom worden veel mensen in de zomer ziek in Japan, omdat je de hele tijd van heet naar koel naar heet gaat en de temperatuur steeds verandert.


Wij zijn niet ziek geworden. Nee, een gebroken teen was ook wel genoeg, eerlijk gezegd. Tokio is helaas niet zo vriendelijk voor mensen met een handicap. Op sommige metrostations zijn geen liften of zelfs geen roltrappen aanwezig. We hebben dus veel taxi’s moeten nemen. Gelukkig zijn die niet zo duur in Japan. De eerste anderhalve kilometer kost je ongeveer drie euro vijftig. Wel heb ik soms wat teveel gedronken en had ik de volgene dag een kater. Een vriendin van mij date met de bekendste mixoloog van Japan. Hij, Yoto, heeft een succesvol youtube kanaal en geeft ook een masterclass in cocktail maken. Ik kon dus absoluut niet anders dan een paar cocktais proberen. En toen nog een paar.


Hij had Japans eten voor ons gemaakt, en daar was mijn vriendin heel erg blij mee. Persoonlijk vind ik Japans eten prima, maar het is niet mijn favoriete eten. Het is niet mijn lievelingseten. Toen ik in Japan woonde, en er kwamen mensen op bezoek, die uit eten wilden gaan, nam ik ze vaak mee naar een Nepalees restaurant. Dat was mijn favoriet, maar mensen waren altijd een beetje teleurgesteld. Omdat ze natuurlijk niet naar Japan waren gevlogen om Nepalees te eten. Dat kon ik me niet voorstellen, omdat de curry die ze daar serveerden veel lekkerder was dan Japans eten.

Een grappig feitje aan Japanse curry, want die bestaat ook – Japanse curry. Dat is geen curry die de Japanners gekopieerd hebben van de Indiase of de Nepalese keuken. De Japanse curry is Engelse curry. De Engelsen hebben curry uit India geimporteerd toen India nog een kolonie was van Engeland. De Japanners hebben later de Engelse versie van deze Indiase curry naar Japan gehaald. Tussen de Japanse en de Indiase curry zitten niet een maar twee stappen. De Japanse curry is ook lekker, maar ik kan deze meestal niet eten omdat ze er eigenlijk altijd vlees in doen.


We hebben op onze vakantie natuurlijk ook een beetje geshopt. Ik heb vooral veel platen gekocht, vinyl. Je kunt in Tokio veel goedkope tweedehands Japanse platen vinden uit de jaren zeventig, tachtig en negentig. Toen was er veel goede Japanse popmuziek. Citypop wordt dat nu genoemd. Citypop is specifiek de Japanse popmuziek van rond de jaren tachtig. Die platen kun je in Nederland ook wel kopen, maar dan zijn ze natuurlijk heel duur. Ik ken deze muziek vooral omdat veel van mijn vrienden deze liedjes zingen wanneer we naar karaoke gaan. Maar als je het wilt horen kun je op youtube of spotify eens citypop intypen.


Mijn beste vriend in Japan is een Amerikaan die al jaren comedian is op Japanse televisie, maar op dit moment vooral youtube doet en zijn eigen programma heeft ontwikkeld voor het geven van Engelse les. Hij doet comedy in het Japans. Er zijn maar een paar buitenlanders die dit in Japan doen, dus hij valt erg op. We hebben iets op een dakterras gedronken, en toen we weggingen kwam er een vrouw van een jaar of vijftig naar hem toe. Ze zei: jij bent toch bekend? Ik weet alleen niet hoe je heet. Dus zo bekend is hij misschien ook weer niet. Voordat ik vanuit Tokio weer naar Nederland verhuisde, zijn we samen in de bergen van Kamikochi gaan wandelen. Dat noemen ze de Japanse alpen. Er wandelen daar heel veel mensen, en we vonden het hoofdpad een beetje saai, dus zijn we van het hoofdpad afgegaan, een willekeurig pad op.


Na een half uur gelopen te hebben, kwamen in de sneeuw terecht. Het was april en in de bergen lag nog sneeuw. Al snel zagen we rode vlekken in de sneeuw, en toen ook voetsporen. Dit waren niet de voetsporen van een mens maar van een beer. Toen moesten we nadenken, hoeveel wisten we over beren? Niet zoveel. Gelukkig werkte mijn telefoon en kon ik op internet informatie opzoeken over beren. Maar welke beren leefden hier? Dat wisten we niet en dat was belangrijk, want elke beer reageert anders op mensen. Bij sommige beren kun je beter wegrennen, terwijl je dat bij andere beren juist niet moet doen. We besloten maar zo hard mogelijk Metallica uit onze telefoons te spelen en zo snel mogelijk naar de top te rennen.


Het moet er grappig uitgezien hebben want honderd meter verder, toen we een hoek omrenden, zaten er vijf Japanse omaatjes hun lunch te eten. Die hadden de berensporen waarschijnlijk niet gezien, en zagen alleen twee buitenlanders langsrennen met Metallica uit hun telefoon. We hebben de top gehaald zonder beer te zien. Ik zag helemaal niets meer want ik had een allergische reactie op iets en mijn oog zwol op, en kwam helemaal dicht te zitten.


Maar op deze vakantie hebben we geen wilde dieren gezien. We hebben een paar krabben gezien, meer niet. En een paar mensen die zo dronken waren als apen, maar dat is in Japan niet heel zeldzaam. Niet iedereen kan goed tegen alcohol, maar mensen drinken wel graag. Dan zitten ze zo dronken in de trein of liggen ze op straat, dat je niet kunt geloven dat ze de rest van de week normaal kunnen werken. Het is gelukkig wel minder dan het was. De cultuur dat je met je baas moest drinken na het werk, is wat veranderd, schijnt. Bij sommige bedrijven was dat vroeger heel strikt. Als je baas wilde gaan drinken, ging je mee en dronk je net zoveel. Als je niet goed tegen alcohol kon, had je pech. Gelukkig is dat op veel plaatsen niet meer zo.


De meeste dingen die we deze zomer gezien en gedaan hebben, waren herhaling voor mij. Ik was in de meeste musea en in de meeste winkels en restaurants al eens eerder geweest, maar het Ghibli museum was nieuw voor mij. Het is erg populair en je moet een maand van tevoren tickets bestellen. Dan moet je er snel bij zijn, anders zijn ze uitverkocht. Ghibli is de animatiestudio die films als My neighbour Totoro, Howls moving castle, Princess mononoke en Spirited Away gemaakt hebben. Miyazaki Hayao, die de studio begonnen is, is al lang met pensioen. Zijn zoon heeft de studio overgenomen. Zijn films zijn wel minder goed dan die van zijn vader, helaas. Het museum is niet groot maar een kaartje kost ook maar zeven euro. Het is mooi gemaakt, met veel oog voor detail. Zelfs als je de films niet kent is het interessant om te zien.


Een grappig toeval is het feit dat ik altijd in het bos van Totoro ging joggen. Hoe zit dat? Miyazaki is in Tokorozawa opgegroeid, en daar heb ik zeven jaar gewoond. Het is een dorpje aan de rand van Tokio. Als kind kon Miyazaki Tokorozawa niet uitspreken. Dan zei hij: Totoro! Zo is hij dus uiteindelijk op de naam Totoro gekomen, en heeft hij de omgeving uit de film gebaseerd op het Tokorozawa van zijn jeugd. Maar ik woonde dus vlakbij het bos dat nu ook officieel het bos van Totoro heet.


Het was deze zomer dus vooral leuk om eens terug te zijn als toerist. Wanneer je ergens woont, neem je vaak niet de tijd om de plaatsen te zien die populair zijn, omdat je het gevoel hebt dat dat voor toeristen is. En zelf ben je toch geen toerist? Ik schaam me er een beetje voor, maar ik ben nog nooit in het Anne Frank museum geweest of op Terschelling of op andere plaatsen die populair zijn bij veel mensen. Dat zou ik misschien eens moeten doen. Misschien is het tijd daarvoor. Waar het geen tijd meer voor is, is voor de podcast. Die is over voor vandaag. Bedankt voor het luisteren, laat een review achter en abonneer je op de podcast. Kijk ook eens naar mijn youtube kanaal. Tot de volgende keer, doei!

PODCAST #66: KENAU

 

Als je een vrouw bent, en je wordt een KENAU genoemd, dan is dat geen compliment. Dat betekent dat je een bazige vrouw bent, die erg onvriendelijk is. Niet veel Nederlanders weten dat dit scheldwoord van de naam van een echte vrouw komt, en dat deze vrouw juist bewonderd werd en erg dapper was. Wie was de oorspronkelijke KENAU? Daar gaan we vandaag naar kijken, na een kort welkom.

 

Welkom. Bij de Dutch Today podcast. Ik ben Martijn, docent Nederlands en meer. Ik heb ook een youtube kanaal en een instagram, kijk daar ook eens naar als je wilt. Je kunt de transcriptie van deze podcast teruglezen op benkyodutch.nl, de link staat in de beschrijving. Ook kun je een kleine donatie doen aan de podcast via paypal of buymeacoffee, die links staan ook in de beschrijving. Dit is trouwens even de laatste podcast voor de zomer, want ik ga deze zondag op vakantie en zal een maand niet kunnen opnemen. Dus volgende maand weer de volgende podcast! Ik ben in Japan en zal natuurlijk ook iets filmen voor youtube. En excuses als je wat geluid op de achtergrond hoort, het is code rood op dit moment en de regen en wind gaan buiten tekeer. Nu terug naar Kenau.

 

Kenau Simonsdochter Hasselaer werd in 1526 geboren. Ze was de dochter van een rijke familie in Haarlem. Als Kenau 46 jaar oud is en haar man al jaren dood is, wordt Nederland door Spanje aangevallen. Ik heb in de podcast over Willem van Oranje gesproken over de redenen waarom Spanje Nederland aanviel. Dit begon eigenlijk omdat de Nederlandse regent, Willem van Oranje, de Katholieke inquisitie niet in Nederland wilde toelaten. Die was van plan geweest veel onschuldige Nederlanders te martelen en vermoorden. Als je daar meer over wilt weten, luister dan ook naar die podcast.

 

In 1572 vielen de Spanjaarden in elk geval Haarlem aan. Dit is een van de meest beruchte gebeurtenissen uit de Tachtigjarige Oorlog geworden. Berucht betekent bekend, maar dan op een negatieve manier. Zeven maanden lang bleef het Spaanse leger de stad aanvallen. De eerste maanden verging het Haarlem niet slecht. Tijdens de winter kon de stad voorraden zoals eten en hout aanvoeren via de bevroren weilanden en meren, maar toen het ijs smolt, werd het moeilijker. Amsterdam was aan de Spaanse koning trouw gebleven, en stuurde schepen om de Spanjaarden te helpen.

 

Zowel de Spanjaarden als de Nederlanders behandelden elkaar wreed. Ze hakten de hoofden van gevangenen af en gooiden die naar elkaar. Dat was voor niemand leuk, maar vooral niet voor die gevangenen. Wat heeft Kenau in deze strijd betekend? Er bestaan veel wilde verhalen, maar ze heeft in ieder geval veel hout naar de stad gebracht, waarmee schepen en andere dingen gebouwd konden worden. Haar hele familie was met de oorlog bezig, want haar zwager – de man van haar zus – was de persoonlijk arts van Willem van Oranje, en haar neef was boodschapper voor hem.

Tijdens de oorlog hielpen alle inwoners van Haarlem mee aan de reparaties van de stadsmuren die door de Spaanse kanonnen beschadigd waren. Mensen hebben geschreven over Kenau, die harder werkte dan wie dan ook. Er werd gezegd dat Kenau daarna vanaf de muur brandend stro en kokend teer naar de vijand heeft gegooid. Wat Kenau precies gedaan heeft, is niet duidelijk omdat de meeste verhalen over haar pas na de oorlog opgeschreven zijn en niet alle getuigen – de mensen die zeiden haar gezien te hebben – betrouwbaar waren. Waarschijnlijk is veel legende en niet historie.


Over Kenau werd bijvoorbeeld gezegd dat ze een leger van driehonderd vrouwen aangevoerd had die tegen de Spanjaarden vochten omdat ze gehoord hadden dat de Spanjaarden vrouwen niet goed behandelden in steden die ze overwonnen hadden. Ze zou met zwaard en geweer in de hand met de vijand gevochten hebben. Het is niet heel waarschijnlijk dat dit gebeurd is, want de Spanjaarden hebben tijdens de oorlog een lijst met oorlogscriminelen opgesteld, mensen die tegen ze vochtten, en daar stond geen enkele vrouw op, alleen mannen.


Kenau heeft waarschijnlijk dus niet zelf gevochten, maar wel geholpen met het verdedigen van de stad door hout te halen en te helpen de stads muren te repareren. Het heeft Haarlem uiteindelijk niet veel geholpen, want op 13 juli 1573 moest de stad zich overgeven. Er was niet genoeg eten in de stad om te blijven vechten. De stad betaalde 250 gulden aan het Spaanse leger om niet alles in de stad te stelen en niet iedereen dood te maken. De Spanjaarden executeerden toch zo’n tweeduizend mensen die tegen ze gevochten hadden. Haarlem was toen een stad met ongeveer 25 duizend inwoners.



Mensen die uit Haarlem weg wilden, mochten dat. Als ze de Spanjaarden betaalden. Kenau was een van de mensen die dit deed. Ze betaalde geld en vertrok naar Leiden, om daar een tijd te werken voor een bierbrouwer. Ondertussen was Haarlem weer van Nederland. De hele strijd om de stad met al haar doden was voor niets geweest, want drie jaar nadat de Spanjaarden Haarlem overgenomen hadden, in 1577, werd er vrede gesloten tussen Spanje en Nederland, en was het Spaanse leger uit Nederland weggegaan. Twee jaar later verhuisde Kenau terug naar Haarlem.


Daar was ze niet populair. Ze stond bekend als een vrouw met een moeilijk karakter. Haar naam werd een scheldwoord voor vrouwen die als mannelijk werden gezien. Kenau stond erom bekend veel te procederen. Als ze ergens niet blij mee was, maakte ze er werk van. Ze procedeerde ook tegen de stad Haarlem, omdat ze nooit betaald was voor het hout dat ze tijdens de belegering door de Spanjaarden naar de stad gebracht had. Voor haar dood schrijft ze nog een brief naar de stad, waarin ze nog een keer om het geld vraagt en laat weten dat ze niet blij is dat Haarlem zich overgegeven heeft aan de Spanjaarden. Ze was niet blij dat ze haar geld nooit gekregen had, maar ook niet omdat ze zo hard voor de stad gevochten had en de stad het opgegeven had. Pas na dertig jaar procederen, zijn na haar dood haar dochters door de stad voor het hout betaald.


En dan de dood van Kenau. Haar einde blijft een mysterie. In 1588, toen ze 62 jaar oud was, is ze per schip naar Noorwegen gegaan om daar hout in te kopen, dat ze in Nederland wilde verkopen. Ze is echter nooit teruggekeerd van haar reis. Volgens haar dochters is Kenau vermoord door zeerovers. Ze zijn een proces gestart tegen de eigenaar van het schip waarop Kenau meevoer. Ik weet niet of ze daar ooit geld voor gekregen hebben, maar Kenau is nooit meer gezien.


Er is nog steeds discussie over of Kenau zelf gevochten heeft of niet, maar ze is in elk geval een belangrijk figuur geweest in de oorlog tegen Spanje. De verhalen over haar daden werden in pamfletten verspreid, en werkten als motivatie voor andere vrouwen om in de oorlog mee te vechten. Direct of indirect. Want er is een idee dat oorlog een mannenzaak was, maar ook als de vrouwen niet vochten, ondersteunden ze de soldaten op veel belangrijke manieren. Zij verzorgden de gewonden, brachten eten en drinken en zelfs de rol van prostituee was belangrijk. Dat klinkt misschien vreemd, maar als er geen prostituees meegingen met het leger, dan gingen de soldaten zelf vrouwen zoeken en dat was erger.


Van Kenau is eigenlijk alleen de naam overgebleven. Wanneer mensen praten over een Kenau, bedoelen ze hier dus vaak een vervelende, koppige vrouw mee die graag de baas speelt. Dit was de ene kant van Kenau, die door veel stadsgenoten niet leuk gevonden werd. Maar de mensen die haar verhaal kennen, kennen ook de andere kant. Een Kenau is ook een dappere, zelfstandige vrouw. Als er een film over haar gemaakt word, hoop ik dat Sigourney Weaver niet te oud is om haar nog te spelen. En daarmee zijn we aan het einde van de podcast van vandaag gekomen. Like en subscribe alsjeblieft, ook op youtube en instagram. Tot de volgende keer, doei!

PODCAST #65: Extra Reflexen

 

Wanneer je naar een heel mooi stukje muziek luistert of iets heel moois ziet, of wanneer je bang bent omdat je een horrorfilm kijkt of alleen door het donker loopt, heb je misschien ook de sensatie dat de haren op je armen en je nek omhoog gaan. Dat ze overeind gaan staan. Dit noemen we kippenvel, omdat het ons doet denken aan de huid van een kip. Dat klinkt misschien grappig, maar kippenvel had ooit een serieuze functie. Wat was dat, en hebben we nog meer fysieke karakteristieken die we niet meer nodig hebben? En, misschien een vreemde vraag, maar waarom evolueren we niet zo dat we dodelijke lasers uit onze handen kunnen schieten? Eerst even de boodschappen.

 

Welkom bij de Dutch Today podcast, ik ben Martijn, docent Nederlands. Deze podcast maak ik voor mensen die Nederlands studeren. Je kunt de transcriptie vinden op de website, en je kunt me ook volgen op instagram en youtube. Alle links staan in de beschrijving. Kleine donaties voor de podcast en youtube zijn heel welkom, want ik verdien geen geld hiermee en moet toch tijd maken voor de content. Dat kan via de buymeacoffee link of paypal.

Wat was de functie van kippenvel? Dit kwam uit een tijd in onze evolutie dat we veel meer haar hadden. Dieren als katten krijgen ook kippenvel. Hun haren gaan overeind staan als ze bang zijn. Zo zien ze er groter uit, en zo proberen ze zich te verdedigen van andere dieren die ze zouden willen aanvallen. Ik zie dit bij mijn katten als ze ruzie krijgen. Dan gaat hun haar overeind staan, en krijgen ze een twee keer zo dikke staart. Natuurlijk hebben wij geen haar meer op onze lichamen om ons er groter uit te doen zien. Of om het warmer te krijgen, want we kunnen ook kippenvel krijgen wanneer we het koud hebben. We voelen kippenvel het sterkst op onze armen, benen en in onze nek, maar sommige mensen voelen het ook op andere plaatsen van het lichaam, zoals in het gezicht. En waarom voelen we het dan soms ook als we naar mooie muziek luisteren? Omdat het wordt gestimuleerd door de adrenaline in ons lichaam. Die triggert het kippenvel. En mooie muziek doet onze lichamen ook adrenaline produceren.

 

Nog iets dat we eerst wel hadden en nu niet meer: een staart. Die hebben we dan niet meer, we hebben nog wel een staartbeen, of een stuitje. Daar zat volgens de evolutietheorie onze staart vroeger aan vast. We konden de staart dan bewegen met het staartbeen. Het staartbeen bestaat uit drie, vier of vijf wervels – zoals je die in je rug hebt zitten – die samengegroeid zijn. Er zitten ook andere spieren vast aan het staartbeen, maar toch lijkt het niet heel belangrijk te zijn. Wanneer mensen het laten verwijderen tijdens een operatie, omdat ze er bijvoorbeeld vaak pijn in hebben, hebben de meeste van deze mensen later geen last van hun spieren. Ze kunnen bewegen zoals normaal.

 

Wat niet iedereen kan bewegen, zijn de oren. Zo’n twintig tot dertig procent van de mensen kan hun oren bewegen. Maar het schijnt dat je dit ook kunt trainen. Ik kan het zelf niet. Dit komt uit een tijd dat we onze oren konden bewegen, zoals veel dieren dat kunnen, om dingen beter te kunnen horen. Dit hebben ze getest in een laboratorium. Mensen moesten naar geluiden luisteren die uit verschillende richtingen kwamen. Ook werden er twee podcasts tegelijk gedraaid, een aan de ene kan van de kamer, de ander aan de andere kant van de kamer. Wanneer mensen werden gevraagd naar specifieke geluiden te luisteren, of van de ene podcast naar de andere, zagen de onderzoekers dat de spieren rond de oren bewogen zonder dat de proefpersonen dit zelf doorhadden. 

Een ander overbodig reflex dat ik zelf wel ken, is slaapvallen. Dit is het gevoel dat je soms kunt hebben wanneer je op het punt staat om in slaap te vallen. Je begint te dromen en je voelt dat je misstapt. Dat je omvalt. Ze zeggen dat dit komt uit de tijd dat we in bomen sliepen. Dat dit een reactie was om onze armen te stimuleren een tak te grijpen, en te zorgen dat we niet uit de boom vielen. En dat ons brein nu nog steeds af en toe deze reactie heeft, als een spook uit het verleden. Dit gevoel kan vaker voorkomen als je onder veel stress staat.

 

Veel babies hebben ook een valreflex. Of eigenlijk een grijpreflex. Als je iets in hun hand doet, zoals je vinger, dan grijpen ze die heel hard vast. Het kan mensen soms verrassen hoe sterk de grip van babies kan zijn. Babies kunnen hun eigen gewicht ondersteunen als ze ergens aan zouden hangen. Wat heeft dit te maken met vallen? Hingen ze ook in bomen? Niet helemaal, babies hielden zich vaak vast aan de vacht van hun moeder. Aan het haar van hun moeder. Hoe beter je je vasthield, hoe hoger de kans was dat je zou overleven. De sterkste babies overleefden, en dit gen zit nog steeds in sommigen van ons.

 

En als babies een beetje ouder worden en kinderen zijn, dan krijgen ze soms last van hun amandelen. Dit zijn lymfeklieren in je mond. Deze gaan vaak ontsteken bij jonge mensen, en worden dan verwijderd. Het lichaam accepteert de amandelen dan niet eigenlijk niet meer als onderdeel van het lichaam – het lichaam zegt zelf tegen de amandelen dat ze onnodig zijn. Oorspronkelijk is de functie van de amandelen om bacteria en virussen buiten het lichaam te houden, maar omdat ze zo vaak ontsteken, doen ze vaak meer kwaad dan goed. Toen ik jong was, werden de amandelen bij veel kinderen van mijn klas verwijderd. Dan was ik jaloers, omdat deze kinderen twee weken lang ijs mochten eten, omdat dat hielp tegen de pijn.

 

Een ander deel van ons lichaam dat het lichaam zelf vaak niet wil hebben, is wat we de blinde darm noemen. Dit zit op de plek in je lichaam waar de dikke en de dunne darm aan elkaar vast zitten. Bij veel mensen gaat deze ook ontsteken, en omdat het niet echt meer een functie dient, wordt het dan weggehaald. Maar wat was de functie van de blinde darm ooit? Dit is een overblijfsel van wanneer we alleen planten aten. Planteneters, herbivoren, hebben een grotere blinde darm. Die helpt ze om de cellulose van planten af te breken. Wanneer je blinde darm ontstoken raakt, kan dit gevaarlijk zijn, dus ga dan meteen naar de dokter. Toen ik zelf geopereerd werd voor kanker, heeft de dokter meteen ook mijn blinde darm weggehaald, omdat die in de buurt zat van waar de tumor zat en hij er dus meteen makkelijk bij kon. Hij heeft het wel eerst gevraagd natuurlijk.


Iets waarvoor je niet naar de dokter hoeft, maar soms wel naar de tandarts moet, zijn je verstandskiezen. Dit zijn de extra kiezen achterin je gebit. Boven en onder in je mond. Ze komen vaak later in je leven naar boven, en groeien dan scheef, niet recht. Ze geven je dan problemen als pijn in je kaak en in je hoofd, en kunnen ontstoken raken. Dan is het tijd om ze te laten verwijderen door de tandarts. Waarom hebben we extra tanden? Daar zijn twee theorien over. De eerste, is dat onze hoofden kleiner geworden zijn dan die van onze voorouders. En dat we daarom nog teveel tanden en kiezen hebben. De andere theorie is dat het extra kiezen waren voor wanneer we een tand of kies kwijtraakten. Tegenwoordig hebben we natuurlijk goede tandheelkunde, goede tandartsen, maar vroeger was dat niet zo. Toen was het normaal dat je tanden kwijtraakte. Het was dan heel handig als er wat nieuwe kiezen bij kwamen later in je leven.

 We hebben ook veel spieren in ons lichaam waar we niets meer mee doen, maar die geen negatief effect hebben. Leg je arm op tafel, met je handpalm naar boven. Laat je duim en je pink elkaar raken. Wat zie je op je pols? Als je daar een spier omhoog ziet komen, dan ben jij een van de mensen die nog een extra spier in hun arm hebben. Deze spier helpt je niet, je kunt er niets mee, maar ook die spier lijkt er nog te zijn van wanneer we in bomen hingen. Het omgekeerde is soms ook waar. Steeds meer mensen hebben een extra spier achter hun knie. Dit is omdat we langer en zwaarder zijn geworden, vooral de laatste honderdvijftig jaar. Daarom hebben onze benen extra spieren nodig. Toen ze honderd jaar geleden naar deze spier keken, had nog maar twaalf procent van de mensen deze spier. Tegenwoordig hebben de meeste mensen deze spier.

 

En ken je dat stukje aan de rand van je oog, bij je neus? Dat roze puntje? Dat is ook een overblijfsel van vroeger. Dat was een derde ooglid, zoals je vaak bij vogels of reptielen ziet. Daarmee maakten we onze ogen schoon, en vochtig. En waarom is het dan weg? Dat is toch handig? Dat weten we eigenlijk niet, want het lijkt best handig. Maar als je uitgaat van natuurlijke selectie, en van het idee dat alleen de meest succesvolle genen overleven, dan moet er een reden zijn dat we het niet meer hebben. Evolutie kan namelijk maar een kant op, de nuttige kant. Dit is bijvoorbeeld waarom we onze staarten kwijt zijn. Toen we niet meer in de bomen zaten maar op vier poten over land liepen, zat de staart in de weg. Dus apen met kleinere staarten overleefden beter, waardoor de staart steeds korter werd en uiteindelijk verdween, ongeveer twintig miljoen jaar geleden. Menselijke embryo’s hebben nog een paar weken een staart voordat deze verdwijnt. Omdat het staartbeen geen negatief effect heeft, kan het blijven.

 

Dit is ook waarom we nooit lasers uit onze handen zullen kunnen schieten. Alleen de dingen die iets toevoegen, kunnen blijven bestaan. Alleen delen die iets positiefs bijdragen. Het was natuurlijk heel handig geweest als we lasers uit onze handen konden schieten, op momenten dat we door tijgers of wolven werden aangevallen. Maar om van normale handen naar laserhanden te gaan, zouden er veel kleine tussenstapjes geweest zijn. Die tussenstapjes, wanneer onze handen geen normale handen meer waren, en ook nog geen laserhanden, hadden ons niet geholpen. Dat was dus een stap terug geweest, vanuit evolutionair perspectief. En een stap achteruit, dat kan niet. Evolutie is alsof je in een landschap staat met veel heuvels, en je alleen maar omhoog kunt. Je kunt nooit een stap omlaag doen, om daarna een nog hogere heuvel te beklimmen. Je kunt alleen zo hoog mogelijk komen op de heuvel waar je al op staat. Wij mensen zullen dus nog wel doorgaan met evolueren, maar extreme veranderingen zullen we niet zien.

 

Dat zullen jij en ik sowieso niet zien, dan zijn wij er al lang niet meer. En over er niet meer zijn gesproken, ik moet gaan. Ik hoop dat je de podcst interessant vond en dat je je Nederlands hebt kunnen oefenen. De transcriptie staat op de website. Een fijn weekend en tot de volgende keer. Doei!

 

PODCAST #63: AUTEURSRECHT

 

Onlangs is er een nieuwe horrorfilm verschenen, genaamd blood and honey, bloed en honing. Het monster in deze horrorfilm is… Winnie de Poe. Hoe kan dat, zeg je. Winnie de Poe is toch van Disney? Niet meer, want het auteursrecht van het bedrijf op dit karakter is verlopen, en nu kan iedereen het gebruiken hoe men wil. Het auteursrecht beschermt de maker of bedenker van iets, zodat andere mensen of bedrijven dit niet zomaar kopieren. Het auteursrecht is wel veel veranderd sinds het bedacht is, en Disney heeft daar een grote invloed op gehad. Hoe, dat zal ik je zo vertellen maar eerst even de boodschappen.

 

Je luistert naar de Dutch Today podcast, en ik ben Martijn, Nederlands docent. Dit is een podcast die in de eerste plaats is voor mensen die Nederlands leren of een interesse hebben in het Nederlands. Maar iedereen is natuurlijk welkom om te luisteren. Ik spreek in niet te snel of te moeilijk Nederlands, zodat jij je luister-vaardigheden kunt oefenen. De transcriptie vind je op mijn website, en je kunt een kleine donatie doen via Buymeacoffee of via Paypal. En je kunt me ook volgen op instagram en youtube.

 

Discussies over auteursrecht zijn al heel oud. Zelfs de oude Grieken discussieerden over het recht van mensen om dingen te kopieren die andere mensen gemaakt hadden, maar het werd pas een echt serieus onderwerp na de uitvinding van de boekdrukkunst. Dat zorgde ervoor dat het veel makkelijker werd om boeken te kopieren, dus moest er een wet komen. Deze kwam er in veel landen pas aan het einde van de 18eeeuw. In Nederland in 1814. Dit was wat later dan in andere landen, omdat Nederland van het einde van de 18e eeuw tot 1813 Franse wetten had, omdat Frankrijk hier de baas was.

 

In Amerika stammen de eerste auteurswetten uit 1790. Wanneer je iets maakte, kreeg je veertien jaar het recht daarop. Het idee was dat je in die veertien jaar genoeg geld kon verdienen met je boek of kaart of grafieken. Daarna, als je nog leefde, kon je het nog een keer met veertien jaar verlengen. Als je dood was, werd je werk onderdeel van het publieke domein. Dan kon iedereen je tekst gebruiken. Disney werd opgericht in 1923. Toen waren de wetten veranderd. De tijd dat je geld aan je tekst, of ondertussen ook beeld of muziek, kon verdienen, was twee keer 28 jaar. Mickey Mouse was dus beschermd tot 1984.

 

We gaan verder in de tijd naar 1976. Bijna vijftig jaar geleden. Disney vond het geen leuk idee dat Mickey Mouse publiek domein zou worden, dus wat deden ze? Ze gingen lobby-en bij politici. Ze praatten met mensen, betaalden andere mensen, en uiteindelijk besloot de Amerikaanse overheid dat een beeld of tekst het hele leven van de auteur beschermd moest zijn, plus vijftig jaar na de dood van deze persoon. Nu was Mickey Mouse veilig tot 2004. Dus waarom is Mickey Mouse geen publiek domein? Omdat Disney weer exact hetzelfde deed. Ze wilden hun product vasthouden, dus ze praatten weer met politici en nu besloot de regering dat er nog twintig jaar bij zou komen. Mickey was veilig tot 2024.

 

Volgend jaar eindigt dus de periode dat alleen Disney het recht heeft om het karakter Mickey Mouse te gebruiken. Dat wil zeggen, de eerste versie van Mickey Mouse, uit de film Steamboat Willie. Andere versies zijn nieuwer, en die mogen niet gekopieerd worden. Winnie de Poe was al een ouder karakter, en niet door Walt Disney bedacht, dus dat is al in het publieke domein. Gaat Disney weer hetzelfde doen en de wetten van een heel land laten veranderen om vast te kunnen houden aan hun favoriete karakter? En is het goed dat een bedrijf zo de wetten van een heel land kan laten veranderen?

Het antwoord op de eerste vraag is, waarschijnlijk niet. Disney heeft ondertussen zowel Marvel als Star Wars gekocht, dus ze hebben genoeg karakters om geld aan te verdienen. Karakters die populairder zijn dan Mickey Mouse of Winnie de Poe. Het antwoord op de tweede vraag, of het goed is of niet dat een bedrijf zoveel invloed kan hebben, is ingewikkeld. Disney zegt dat het haar karakters moest beschermen, zodat ze genoeg geld kunnen verdienen om te kunnen investeren in nieuwe karakters en ideeen. Dit vind ik een beetje vreemd klinken. Ik denk niet dat Disney zo arm is dat ze zonder hun Mickey geld niet kunnen investeren.


Als een bedrijf invloed kan hebben op de politiek, wil je natuurlijk wel dat dat bedrijf de beste bedoelingen heeft. Je wilt dat het bedrijf deze politieke invloed gebruikt om de wereld een klein beetje beter te maken. Maar het probleem is dat bedrijven bestaan om geld te verdienen. Dat is hun belangrijkste doel. Eerst geld, dan de rest. Waar verdient Disney het meeste geld? Sinds 2020 is dat in China. Het is dus belangrijk voor Disney om de Chinese regering te vriend te houden. In 1996 bracht Disney de film Kundun uit. Hierin is te zien hoe mensen in Tibet slecht behandeld werden door de Chinezen. Twee jaar later heeft de directeur van Disney, Michael Eisner, zijn excuses aangeboden. Je kunt deze film niet zien op Disney Plus.


Toen Disney Mulan maakte, de animatiefilm, wilde China deze film eerst niet toelaten in de Chinese bioscopen. Pas toen Disney twee Chinese films gekocht had, een Chinese dansgroep had ingehuurd voor de Europese premiere van Mulan en wilden praten over een Disneyland Shanghai, mocht de film in China getoond worden. In de Marvel film Dr Strange, ook van Disney, hebben ze een van de belangrijkste karakters veranderd voor China. In de comic was het karakter van Tilda Swinton Nepalees, maar voor de film hebben ze haar blank gemaakt om geen problemen met China te krijgen.


Dit gebeurt al veel langer, en niet alleen door Disney. In de nieuwe Top Gun film Maverick zijn de Taiwanese en Japanse vlaggen van het jasje van Tom Cruise verwijderd, om de film in China te kunnen laten zien. Films als Transformers en The Meg hebben zelfs een aantal Chinese karakters om de Chinese overheid blij te maken. Once Upon a Time in Hollywood van Quintin Tarantino is een week voor de premiere in China gecanceled omdat hij een scene over Bruce Lee niet wilde veranderen. Het punt is dus dat je geld en politiek niet kun scheiden. Grote bedrijven als Disney hebben een politieke invloed en daarom ook een verantwoordelijkheid. Als ze beschermd worden door de wetten van onze politici, moeten zij ook dingen doen die goed voor ons zijn. En niet hun karakters en verhalen censureren voor de communistische partij van China.


Ook vind ik persoonlijk dat je ideeen na een tijdje moet weggeven aan het publiek. Het is jouw idee, van jou persoonlijk of van jou als bedrijf, dus het is belangrijk dat jij gecompenseerd wordt. Maar je idee is ook onderdeel van de cultuur waarin je leeft. De cultuur waarvan je deel bent. Op het moment dat je het publiceert, gaan andere mensen interacties hebben met jouw idee. Zijn gaan hun eigen interpretaties hebben. En jouw idee is een interpretatie van een vorig idee. Jij hebt dit gebouwd op ideeen van andere mensen. Niets is honderd procent origineel. Je leert door te kopieren. Toen the Beatles begonnen, speelden ze alleen maar covers, voordat ze hun eigen materiaal gingen maken. Sommige heel bekende en geliefde liedjes, als Stairway to Heaven van Led Zeppelin, zijn meer dan een beetje gekopieerd. Van Gogh had ook goed gekeken naar vrienden en naar Japanse kunst, je kunt zijn stijl ook terugvolgen naar verschillende bronnen van inspiratie.


In Nederland en in heel Europa, blijven de rechten van je product tot zeventig jaar na je dood bij jou, of bij je familie. Sommige auteurs kiezen ervoor om helemaal geen rechten op hun werk te nemen. Zij laten hun werk direct toe in het publieke domein. Dan kan iedereen hun werk dus gebruiken, voor podcasts of voor youtube bijvoorbeeld. De muziek die ik gebruik voor de podcast bijvoorbeeld. Zo lang ik de naam van de artiest vermeld, en de website waar ik het vandaan heb, mag ik het gratis gebruiken. Als je zelf dit soort muziek wilt gebruiken, kun je op google zoeken naar auteursrecht vrije muziek of foto’s.


En niet alleen arme youtubers en podcasters zoeken naar gratis materiaal om te gebruiken. Ook in veel reclames hoor je muziek uit het publieke domein. Bekende muziek gebruiken kost veel geld, dus daarom kiezen veel bedrijven ervoor om gratis muziek te gebruiken zonder auteursrecht. Toen ik jonger was, ben ik gevraagd in een reclame te acteren van een bedrijf dat hypotheken uitleent. Ik moest gitaar spelen en een liedje zingen. Dat liedje was House of the Rising Sun. Ze hadden dit liedje gekozen omdat ze dit gratis konden gebruiken. En omdat ik het zo mooi kon zingen, natuurlijk. Ik ga de link niet bijvoegen, dat moet je zelf maar zoeken. Veel succes, doei!

PODCAST #62: MULTATULI

 

Er bestaat geen land waar buiten de musea zoveel mummies te zien zijn als in Nederland. Dit was een citaat van Eduard Douwes Dekker. Hij is niet bekend geworden onder die naam maar onder de pen-naam Multatuli. Dit is Latijn voor, ik heb veel geleden, en komt uit een passage van Tristia van Ovidius. En hij vond dus dat er in Nederland veel mummies rondliepen. Daarmee doelde hij waarschijnlijk op oude, conservatieve mensen, en niet op geconserveerde, dode mensen. Waarom keek hij op negatieve wijze naar deze mensen? En waarom staat hij op de 34e plaats van meest belangrijke Nederlanders ooit?

Eerst even de boodschappen. Welkom bij de Dutch Today podcast, ik ben Martijn, Nederlands docent, en ik doe deze podcast elke week voor mensen die Nederlands studeren of geinteresseerd zijn in Nederland, Nederlands. Laat een review achter voor de podcast, volg me ook op Youtube en Instagram, en als je wilt kun je een kleine donatie doen aan de podcast via de links in de beschrijving. De transcriptie van de podcast staat op mijn website.

 

Eduard Douwes Dekker groeide op in Amsterdam. Hij werd geboren in 1820, maar ging in 1838, toen hij 18 jaar oud was, met zijn vader mee naar Indonesie. Zijn vader heette Engel Douwes Dekker. De ouders van Engel waren Pieter Douwesz en Engeltje Dekker geweest. Hij had dus de achternamen van zijn beide ouders genomen, en aan zijn zoon Eduard doorgegeven. Douwes was dus geen tweede voornaam, maar een tweede achternaam. Engel was kapitein en dat was ook de reden dat hij naar Indonesie ging, om daar te varen op zijn schip. Toen ze in 1839 aankwamen, ging Eduard werken als ambtenaar voor het lokale Nederlandse bestuur in Batavia, wat nu Jakarta heet.

 

Eduard was niet blij met zijn werk en solliciteerde naar een post ver buiten Java, het belangrijkste eiland van Indonesie, naar een post waar het rustiger was. Hij werd naar het eiland Sumatra gezonden, waar hij controleur werd gemaakt van de gemeente Natal. Een controleur was een soort van burgemeester. En ik bedenk me hier dat ik misschien iets uit moet leggen voor mensen die misschien minder weten over de Nederlandse en Indonesische historie. Vanaf het einde van de 16e eeuw was Nederland in Indonesie aanwezig. In het begin vooral voor handel, maar tegen de 19e eeuw kreeg Nederland steeds meer politieke en economische macht, en startte de echte exploitatie.

 

Over het einde van de kolonie is onlangs de film De Oost verschenen, die op Amazon Prime te zien is. Mijn eigen opa heeft ook in Indonesie in het leger gediend. Hij was vliegtuigingenieur, en was naar Papoea Nieuw-Guinnea gestuurd. Hij paste niet echt in het leger, want hij was een zachte man, die niet geinteresseerd was in vechten. Wat de Duitsers in Nederland deden tijdens de oorlog, zei hij ooit tegen mij, dat deden de Nederlanders ook in Indonesie. Wij waren net zo slecht. Mijn opa sloot vriendschap met lokale mensen in Papoea Nieuw-Guinnea en maakte zelfs een speciale ruil. Hij wisselde zijn legeruniform voor het uniform van een lokale krijgsman, een vechter. Een traditionele outfit. Dit kon hij helaas niet meenemen naar Nederland, hij had alleen nog foto’s en verhalen van de Oost.

 

Waarom vertel ik over mijn opa? Omdat Eduard Douwes Dekker mij een beetje aan hem deed denken. Hij heeft namelijk de naam dat hij begaan was met de plaatselijke bevolking, en dat de manier waarop de Nederlanders zich in Indonesie gedroegen hem niet aanstond. Hij kreeg op Sumatra ook meteen ruzie met de Nederlandse gouverneur, zijn baas. Er was niet genoeg geld in de kas. Dit was waarschijnlijk niet de schuld van Eduard, want er was geld gestolen en de controleur voor hem had niet alles goed opgeschreven. Maar Eduard zelf was ook niet iemand die een goede ambtenaar was. Hij was niet erg nauwkeurig en niet accuraat met administratie. Hij moest een deel van het geld dat er miste zelf terugbetalen, en werd teruggestuurd naar Java. Daar trouwde hij met Tine van Wijnbergen. Haar ouders waren vroeg gestorven, en ze was naar Java gekomen om bij een neef te gaan wonen. Eduard en Tine kregen samen twee kinderen, Edu en Nonnie. Tine noemde Eduard Dek. Het was een moeilijk huwelijk want Dek kon zijn handen niet van andere vrouwen houden.

 

Na een paar jaar op Java werd Eduard naar het eiland Ambon gestuurd, voor de positie van assistent-resident. Dit was weer een hoge positie, en Eduard maakte indruk bij zijn baas Scherius, omdat hij een sterk gevoel van rechtvaardigheid had voor de lokale bevolking. Hij wilde dat ze goed behandeld werden. Daarom wilde Scherius graag dat Eduard zijn positie kreeg wanneer hij zelf wegging, maar Eduard’s gezondheid was niet goed en hij werd voor een paar jaar naar Nederland gestuurd om beter te worden. Hij wilde daar ook plannen maken voor het uitgeven van boeken, maar hij heeft vooral geld uitgegeven, achter de roulettetafel. Hij hoopte dat de familie van zijn vrouw geld zou sturen, maar dat gebeurde niet, en hij kwam weer naar Indonesie met nieuwe schulden in Nederland. Hij is nu wel een bekend schrijver, maar zijn succes kwam later in zijn leven en het grootste deel van zijn leven heeft Eduard moeten wegrennen van schulden.


Toen Eduard in 1856 weer terugkwam in Batavia, kreeg hij een nieuwe positie als assistent-resident, in Lebak op Java. Hier leek het even goed te gaan, want hij was snel de positie van resident beloofd. De oude resident was namelijk dood. Eduard heeft het nooit kunnen bewijzen, maar hij was er zeker van dat dit gedaan was door het plaatselijk Indische hoofd, de regent Karta Nata Negara. Dit was een man die zijn bevolking terroriseerde. Hij buitte ze uit – dat betekent dat hij ze gebruikte op elke manier waarop hij kon, om zelf rijk te worden. Eduard klaagde hem aan bij het Nederlands-Indische bestuur, maar zijn aanklacht tegen de regent werd door het bestuur afgewezen. Toen besloot Eduard ontslag te nemen, want hij kon niet werken onder deze corruptie. Niemand wilde naar hem luisteren, dus besloot hij definitief terug te gaan naar Europa – op dat moment zonder Tine en de kinderen.


Eduard zwierf alleen door Nederland, Belgie, Duitsland en Frankrijk. Uiteindelijk ging hij in Belgie wonen, omdat hij niet naar Nederland durfde terug te keren. Hij had er teveel schulden. Ook keken de mensen negatief naar mannen die zonder rijkdom terugkeerden uit de kolonien. Het idee was dat het makkelijk was om daar rijk te worden, dus dat als je niet rijk terugkeerde, er iets mis met je moest zijn. In 1859 kwamen Tine en de kinderen ook naar Belgie. Dit maakte de financiele situatie van Eduard nog moeilijker.


Ik heb eerder een podcast gedaan over Vincent van Gogh, en Eduard Douwes Dekker doet me een beetje aan hem denken. Hij was net zo koppig. Hij wilde alles op zijn eigen manier doen. Maar Eduard is niet geindigd als Vincent van Gogh, nee, op dat moment kwam het succes. Eduard was altijd een enthousiast schrijver geweest, en toen hij terugkwam naar Nederland, schreef hij een paar artikelen en pamfletten over de dingen die hij in Indonesie gezien had. De dingen die de Nederlanders daar verkeerd deden, hoe mensen macht misbruikten om rijk te worden. Hoe de lokale bevolking leed onder de kolonisten en hun eigen regenten, die met de Nederlanders samenwerkten. Dit had nog weinig succes, maar Eduard maakte wel een paar schrijversvrienden.


In 1859 gaf Eduard een van deze vrienden, Jacob van Lennep, zijn manuscript voor het boek waardoor hij bekend is geworden: Max Havelaar. Dit boek is voor een groot deel autobiografisch en vertelt over Eduards tijd in Nederlands-Indonesie, en alles wat hij daar gezien en gedaan had. Het was een aanklacht tegen de mummies van het bestuur, de mensen met de macht: zij waren calvinistisch religieuze mannen die graag de andere kant op keken wanneer ze er zelf rijker van konden worden. Mensen die niet geloofden dat God en alle goede dingen in het leven ook voor mensen waren die niet Europees waren.


Van Lennep vond het boek fantastisch en deed zijn best om een uitgever enthousiast te maken. Om het boek gepubliceerd te zien worden, gaf Eduard zelfs al de rechten van het boek aan Van Lennep, zodat hij er zelf geen geld aan zou verdienen. Dit was natuurlijk geen goed idee, maar dit gebeurde toen vaak met auteurs. Ze hadden weinig rechten op hun eigen werk. Van Lennep wist dat hij een meesterwerk in handen had en wilde het graag laten uitgeven, maar was ook bang voor de reactie van het publiek. Dit kon een politiek schandaal worden. Daarom liet hij het eerst door een paar mensen met politieke connecties lezen.


Deze mensen wisten zeker dat het boek een schandaal zou starten, dus ze probeerden voor Eduard een goede baan in Indonesie of Suriname te vinden, zodat hij en zijn boek snel zouden verdwijnen. Maar Eduard was niet om te kopen. Hij had een doel. Hij wilde het politieke schandaal. Uiteindelijk vond Van Lennep een uitgever die het wilde publiceren, maar hij veranderde alle plaatsnamen in het boek, zodat niemand zou weten waar het verhaal plaatsvond. Hier was Eduard later niet blij om. Ook niet omdat het boek op de markt kwam voor ongeveer twee euro. Dat was toen heel duur, waardoor alleen rijke mensen het konden kopen. Een goedkopere versie kwam er nooit.


Toch kon dit alles het politieke schandaal niet stoppen. De meeste Nederlanders geloofden namelijk graag dat alles goed ging in Indonesie. Zij geloofden de propaganda van de regering. De Nederlanders waren in Indonesie om de plaatselijke bevolking te helpen en democratie te brengen, en daar was de bevolking heel blij mee. Max Havelaar bracht daar verandering in. Voor het eerst hoorden mensen een ander verhaal, en dat was voor velen een grote schok. De reacties waren dus ook erg verschillend. Sommige mensen wilden het niet geloven en noemden hem een leugenaar, andere mensen vonden hem heel dapper en wilden dat er iets veranderde aan de situatie in Indonesie.


Eduard was uiteindelijk niet tevreden met zijn succes. Hij had gehoopt dat de Nederlandse regering hem excuses zou aanbieden voor de dingen die gebeurd waren, en dat hij een hoge positie in Indonesie zou krijgen zodat hij zelf dingen kon veranderen. Dit gebeurde niet en uiteindelijk verhuisde Eduard naar Duitsland. Deze reis stond al in de planning, toen hij in 1865 op 1 december in Amsterdam een cabaretvoorstelling bijwoonde. Een aantal van de andere gasten gedroegen zich onbeleefd. Ze hadden gedronken en maakten grappen over de zangeres op het podium. Dit maakte Eduard boos. Nadat hij ze gewaarschuwd had en ze niet ophielden, liep hij naar achter en gaf ze een paar rake klappen.


Twee van de mannen gingen naar de politie en deden aangifte. Hierdoor moest Eduard zijn reis uitstellen. Hij wachtte tot de rechtzaak zou beginnen. Op de dag van de rechtzaak ging Eduard naar de rechtbank, maar hij moest wachten tot de zaak voor de zijne over was. Die duurde wat langer. Eduard had geen zin om te wachten, dus toen is hij weggegaan – naar Duitsland. Later hoorde hij dat hij een geldboete moest betalen en vijftien dagen in de gevangenis zitten. Daar had hij geen zin in, dus de rest van zijn leven is hij in Duitsland gebleven. Hij heeft nog een paar boeken gepubliceerd over Indonesie, die ook allemaal schandalen veroorzaakten. Maar uiteindelijk stopte hij met schrijven, omdat hij teleurgesteld was in zijn lezers. Hij had gehoopt dat die zouden veranderen en actie ondernemen door zijn boeken, maar dit gebeurde niet. Eduard stierf op 67 jarige leeftijd aan een astma aanval. Zijn urn staat in het Multatulimuseum in Amsterdam.


Max Havelaar is een boek dat alle Nederlandse schoolkinderen van vorige generaties op school moesten lezen. Het is een klassieker van de Nederlandse literatuur. Maar ook als je niet naar school bent gegaan in Nederland, ken je de naam misschien. Er is ook Max Havelaar koffie. Of dat was er. Nu heet het Fairtrade koffie, maar vroeger was de naam voor koffie waarvoor de mensen die het maakten goed betaald werden Max Havelaar koffie. Het is een naam die voor Nederlanders verbonden is aan eerlijkheid en gelijkheid. Dit heeft Multatuli bereikt. Het hele verhaal over Nederlands Indonesie is natuurlijk een langer en ingewikkeld verhaal, maar daar moet ik eerst meer over lezen om een podcast over te kunnen maken.


De Nederlandse versie van Max Havelaar is makkelijk op internet te vinden. Als je een Kindle hebt, kost het boek een euro op Amazon. Er is ook een film versie met onder andere Rutger Hauer, die kun je volledig op youtube zien. En weet je wie je ook op youtube kunt vinden? Mij! Dus subscribe en laat een comment achter. Dat was het voor vandaag. Veel succes met je Nederlandse studie, en tot de volgende podcast. Doei!

PODCAST #61: 7 Regels van Covey


Ben jij een goede student? Heb jij eigenschappen die jou een goede student maken? De Amerikaanse businessman en schrijver Sean Covey heeft zeven eigenschappen geidentificeerd die iemand tot een goede student maken. En je moet het begrip student in de meest ruime zin van het woord zien. Je bent je hele leven lang een student, niet alleen wanneer je nog op school zit. Er is altijd meer om te leren. Maar dat je naar deze podcast luistert, is al een goed teken.

 

Want wat is deze podcast? Dit is de Dutch Today podcast van mij, Martijn. Ik ben Nederlands docent. Ik heb ook een youtube kanaal en een instagram, dus volg me daar ook. Laat een review achter voor de podcast alsjeblieft, en als je het leuk vindt, kun je een kleine donatie doen voor de gratis content via de buymeacoffee of paypal links in de beschrijving. De transcriptie van deze podcast vind je op mijn website.

 

Zeven eigenschappen dus. De eerste waar Sean Covey over schrijft, is: wees proactief. Wat betekent dit? Dit betekent dat je niet reactief moet zijn. En wat is het verschil tussen deze twee dingen? Het verschil is dat een proactieve persoon zelf initiatief neemt, en een reactieve persoon alleen reageert op wat er door anderen wordt gedaan. Mensen die reactief zijn, hebben bijvoorbeeld de neiging om veel te klagen. Die zeggen dingen als, het is te moeilijk, ik kan er niets aan doen, ik ben niet goed genoeg, het is de schuld van andere mensen.

 

Persoonlijk vind ik het heel vervelend wanneer studenten zeggen: Nederlands is moeilijk! Dan denk ik, je hebt twee opties. Hard werken of opgeven. Maak een keuze. Ik kan je helpen, maar een nieuwe taal leren blijft altijd moeilijk. Daar heb je zelf voor gekozen. Maar ik moet ook proactief blijven wat lesgeven betreft. Ik heb een lange tijd geleden mijn persoonlijke regel gemaakt: als een student iets niet begrijpt, is dat mijn fout. Denk bij alles dat misgaat eerst wat je zelf beter zou kunnen doen. Het is pijnlijk, maar dat helpt je het meeste.


Ik geef zelf les op drie verschillende scholen, en ik zie veel studenten die problemen hebben met proactief zijn. Ze stellen geen vragen wanneer ze iets niet snappen, en vragen niet om hulp. Jij bent degene die verantwoordelijk is over je eigen studieproces. En wanneer iets niet goed gaat, kun je je daar slecht over voelen. Je kunt je gevoel niet altijd de baas zijn. Maar jij hebt de vrijheid om op een gebeurtenis te reageren. Jij bent wel de baas over jouw reactie. Wanneer iets misgaat, zul je je misschien teleurgesteld voelen, of verdrietig. Maar wat ga je doen met dat gevoel? Geef je het op, of adem je een keer diep in en ga je doen wat nodig is om het een tweede keer beter te doen?

 

Ik hoop dat laatste. Als iets niet goed gegaan is, is dat een kans om te leren waarom het niet goed gegaan is. Als je dat weet, kun je dat misschien verbeteren. Dan gaat het de volgende keer beter. Het is jouw leven, neem de controle in eigen handen! En begin met het einde voor ogen. Dat is eigenschap nummer twee. Het is niet echt een eigenschap, dus laat ik het zo zeggen: weet waarom je iets doet. Het waarom is de belangrijkste vraag, veel belangrijker dan het wat, of het hoe. Alles gaat makkelijker als je weet waarom je iets doet, wat je doel is. Er is een bekend boek, en een TED talk van Simon Sinek die heet: begin met het waarom. Dat is ook goed om te lezen of om in elk geval naar te luisteren. Dat gaat eigenlijk verder op de filosofie van de holocaust overlever Viktor Frankl en zijn bekendste boek, de zin van het bestaan. Als je weet waarom je iets doet, kun je meer verdragen. Je hebt meer geduld, je voelt pijn minder. Dat komt omdat je een beeld hebt in je hoofd van het doel, van het einde.

 

Dus ook als je gaat studeren, is het belangrijk om te denken over waarom je exact studeert. Waar doe je het voor? Dat is je grootste motivatie en dat maakt de kans kleiner dat je het opgeeft. Jezelf motiveren is het moeilijkste dat er is. Ik heb in zes maanden genoeg Japans geleerd om een normale conversatie te hebben. Dat was heel moeilijk en dat kon ik niet omdat ik super intelligent was, maar omdat ik mezelf kon motiveren. Ik wilde het graag, omdat ik graag met de mensen in Japan wilde communiceren toen ik daar woonde. Alles dat ik in de les leerde, kon ik uitproberen in de winkel of bij mensen op straat.

 

Dat was motivatie die uit mijzelf kwam, maar je kunt natuurlijk ook motivatie buiten jezelf zoeken. Toen ik in Japan aankwam, wist ik dat ik zes maanden had voordat ik zou beginnen met mijn nieuwe baan. Mijn collega’s in die baan spraken geen Engels, en zeker geen Nederlands. Dat maakte me angstig en dat was een geweldige motivatie. Ja, angst motiveert ook. Het is misschien niet de gezondste manier, maar soms heb je dat misschien nodig. Een andere regel die ik voor mezelf heb, is: zeg eerst ja en denk later na. Dat is ook niet altijd verstandig, maar zo ben ik in veel situaties terecht gekomen waarin ik snel moest leren, snel beter of sterker moest worden om te overleven. Dat was soms heel stressvol, maar het heeft me ook heel veel gebracht.


Doelen kunnen klein zijn. Bijvoorbeeld: ik wil deze week twintig nieuwe woorden leren. Maar het doel kan ook veel groter zijn, je levensdoel. Ik wilde Japans leren omdat ik in Japan wilde wonen. Voor altijd, dacht ik. Ik heb er niet voor altijd gewoond, maar het heeft me wel gemotiveerd om Japans te leren. Je plan of doel kan natuurlijk veranderen, maar dat betekent niet dat je niet moet denken over later. Als je je doelen voor jezelf opschrijft, of alleen over je doelen nadenkt, wees dan zo specifiek mogelijk. Dat helpt met het controleren of je je doelen ook echt behaald hebt. Of je twintig nieuwe woorden geleerd hebt, is makkelijker te controleren dan wanneer je tegen jezelf zegt: ik ga meer Nederlands leren deze week. Wat is meer precies? Probeer dat te bedenken.


Tijd voor de derde eigenschap: belangrijke zaken eerst. Het is moeilijk om constant op je doel gefocust te blijven, dus zorg ervoor dat je je prioriteiten kent. Wat is het belangrijkste om eerst te doen? Covey maakt verschil tussen twee soorten prioriteiten. Belangrijke dingen en urgente dingen. Een voorbeeld van iets dat urgent is: je moeder appt je om je te vragen wat je vanavond wilt eten. Ze staat nu in de supermarkt en moet het meteen weten, anders is het te laat. Maar is dat ook echt belangrijk? Wat is het grootste risico? Dat je vanavond iets te eten krijgt dat je niet zo lekker vindt. Dat is niet heel belangrijk. Probeer dus het verschil te zien tussen urgent en belangrijk. Moet je die nieuwe film meteen in de bioscoop zien, of kun je wachten tot het op Netflix staat? Als je weinig tijd hebt, moet je misschien toch even wachten, ook al vragen je vrienden je om mee te gaan en zou dat heel gezellig zijn. Het zou je blij maken om nu meteen te gaan. Dat is korte termijn plezier. Probeer rekening te houden met de impact op lange termijn.


Eigenschap vier is: denk win-win. Toen ik in Japan woonde, was er een soort van hierarchie onder ons gaijin, buitenlanders. Een gevoel van competitie. Hoe beter je Japans was, hoe hoger je in die hierarchie stond. Als je geen Japans begreep, hadden buitenlanders die wel Japans spraken, minder respect voor je. Jij had je huiswerk niet gedaan, je deed je best niet. Aan de ene kant was dit een motivatie om beter Japans te leren, maar aan de andere kant was het een beetje stom om zo over elkaar te denken. We hadden elkaar ook kunnen helpen. Competitie is eigenlijk het idee dat er niet genoeg is voor iedereen, dus jij moet je best doen om zoveel mogelijk voor jezelf te nemen. Maar met iets als studeren, is er genoeg voor iedereen. Als ik meer nieuwe woorden leer, betekent dat niet dat er minder nieuwe woorden over zijn voor jou.


We kunnen samen winnen door samen te werken. Door elkaar te helpen met studeren. Hiervoor zijn online communities ook erg goed. Deel jouw woordenlijsten met andere mensen, dan delen zij hun kennis met jou. Koop via Facebook goedkoop tweedehands lesboeken van mensen die eerder Nederlands gestudeerd hebben, of kijk op apps als Quizlet en Kahoot voor lessen die andere mensen gemaakt hebben. En ja, soms voelen we natuurlijk jaloezie over het succes van anderen, dat kan gebeuren, maar wat verandert het succes van iemand anders voor jou? Heb jij die twintig woorden kunnen leren deze week? Misschien heb je dat wel kunnen doen omdat je het woordenlijstje van deze andere persoon had, of omdat je net zo goed wilde worden als deze persoon. Dan winnen jullie allebei door van elkaar te leren.


Nummer vijf is erg lastig voor mij persoonlijk, en ik denk voor veel mensen. Dat is: eerst begrijpen en dan begrepen worden. Ik luister vaak niet goed. Ik wacht tot de ander is uitgepraat, zodat ik dan kan zeggen wat ik zelf in mijn hoofd heb. Ik luister niet aandachtig, ik luister niet met empathie. In Amerika, waar Sean Covey vandaan komt, luistert een dokter gemiddeld achttien seconden voordat hij of zij een diagnose stelt. Hoe zou jij je voelen als een dokter je geen goede vragen stelt en je een timer kunt zien die van achttien seconden terugloopt naar nul? Misschien ken je dat gevoel heel goed. En misschien heb je hetzelfde gevoel wanneer je met sommige mensen praat op je werk of in je familie. Of met je docent, als ik je docent ben. Het is niet slecht bedoeld, maar het helpt niet.


Ik weet van mezelf dat wanneer ik te snel reageer, ik dat doe omdat ik de andere persoon wil helpen. Ik wil een oplossing geven. Jij praat over een probleem, laat mij het oplossen. En ik raak gefrustreerd wanneer ik het niet kan oplossen, of wanneer je mijn oplossing niet kan waarderen. Maar ik merk dat de meeste mensen geen oplossing willen; ze willen gehoord worden. Soms is het genoeg voor mensen om zich beter te voelen, wanneer ze het idee hebben dat je echt naar ze luistert en ze begrijpt. Daarvoor is het belangrijk dat je ze je volledige aandacht geeft. Je kijkt niet op je telefoon natuurlijk. Je knikt, en zegt soms: ja, ja. Je stelt vragen als de andere persoon is uitgepraat. Wat ook nog helpt, is dat je dingen die zij zeggen samenvat. Als iemand je iets verteld heeft, zeg je: okee, dus je zegt dat dit en dat gebeurd is, en dat je je daar zo over voelt. Dat hun gevoel geregistreerd is, doet veel mensen zich beter voelen.


En dan zijn we aangekomen bij nummer zes, synergie. Dat is een woord dat je veel hoort, vooral in de zakenwereld. Een populair woord. Maar wat betekent het nu eigenlijk, synergie? Synergie betekent: een plus een is drie. Dat houdt in dat jij misschien optie A wilt, en ik optie B, maar dat we een optie C kunnen vinden die voor ons allebei nog beter is dan A of B. Vaak lijken er maar twee opties te zijn. We doen iets nu, of we doen het niet. Maar wat als we het morgen doen? We kiezen voor meer tijd, of meer geld, maar wat als er nu een manier is om in minder tijd meer geld te verdienen?

Een voorbeeld dat ik aan mijn studenten gaf, was mijn vorige vakantie. Ik wilde naar Turkije. Daar heb ik een jaar gewoond en ik wilde het graag aan mijn vriendin laten zien. Zij wilde naar Kroatie. Daar was ik al geweest en ik wilde dat jaar niet meteen terug. Dus hebben we samen op Google Maps gekeken. Daar vonden we Roemenie, een land waar we allebei nog nooit geweest waren, en we besloten samen dat dit de beste bestemming zou zijn voor onze vakantie.


Deze zelfde strategie werkt goed op het werk of in je studie, wanneer je met anderen samenwerkt. Op de korte termijn kan het lijken alsof samenwerken met iemand extra tijd kost. Als je in je eentje werkt, hoef je geen discussie te hebben. Dan kun je gewoon doen wat je wilt. Maar uiteindelijk scheelt het je vaak tijd om toch samen te werken, en is het vaak fijn wanneer iemand het niet met je eens is. Ten eerste kun je elkaar ondersteunen. Je hebt allebei sterke en zwakke punten. Je kunt elkaar aanvullen. Jij kunt jouw zwakke punten aanvullen met de sterke punten van iemand anders.


Ook helpt het je om je ideeen sterker te maken. Wanneer studenten iets zeggen waar ik het niet mee eens ben, moet ik soms even nadenken waarom ik het niet met ze eens ben. Dan moet ik soms iets googlen of lezen. Een video bekijken over iets, om meer te leren over het onderwerp. Dat maakt dat ik in de toekomst beter mijn mening kan geven. En misschien had ik het verkeerd. Dan is het fijn om gecorrigeerd te worden, want dat scheelt me ook tijd. Anders was ik langer doorgegaan met de verkeerde ideeen of strategien. Het doet natuurlijk wel pijn aan je ego, maar daar moet je dan maar proactief in zijn.


Houd de zaag scherp is de zevende eigenschap. Dit betekent eigenlijk: zorg goed voor jezelf. Stel, je probeert een boom om te zagen. Het lukt niet goed, want de zaag is niet scherp, de zaag is bot. Het duurt heel lang en houdt niet op. Dan zegt iemand, wat als je de zaag zou slijpen? Scherp maken? Dan zou je sneller klaar zijn! Op zo’n moment zeggen de meeste mensen: maar de zaag weer scherp maken kost tijd, en ik heb geen tijd want ik moet zagen! Dit is hoe ik nooit naar de sportschool ga. Ik heb geen energie om te sporten. Maar als ik zou sporten, zou ik ook meer energie hebben. Je moet een goede gezondheid hebben om goede resultaten te behalen. In het Nederlands zeggen we ook wel, de boog kan niet altijd gespannen zijn! Je moet soms ontspannen om nieuwe energie en nieuwe inspiratie te krijgen.


Zorg dus dat je gezond eet en goed slaapt en fysieke beweging krijgt. Veel studenten studeren de nacht voor hun examens tot heel laat en slapen dan weinig. Je brein heeft echter tijd nodig om te absorberen wat je gestudeerd hebt, dus alleen studeren en niet slapen heeft minder effect dan minder studeren en goed slapen. Bovendien ben je veel minder productief overdag wanneer je geen goede nachtrust krijgt, en dan kun je ook weinig doen. Maar dit gaat allemaal over je fysieke gezondheid. Je mentale gezondheid is net zo belangrijk.


Om mentaal gezond te blijven, is het belangrijk om de dingen te blijven doen die jou laten ontspannen en die jou inspireren. Wat inspireert jou? Een bezoek aan een museum? Tijd in de natuur? Tijd met vrienden? Zorg ervoor dat je deze tijd neemt, anders word je net als ik. Dat is niet echt een grap, dat bedoel ik serieus. Ik vind het heel moeilijk te ontspannen wanneer er nog werk ligt. Het is dus belangrijk dat je je eigen weg hierin vindt. Je eigen manier. Ik kan wel twee dingen noemen die voor mij persoonlijk werken. Het ene is: gamen. Wanneer mijn brein even niet meer werkt door het concentreren op lessen, ga ik een half uur tot veertig minuten achter de Playstation zitten. Dan gebruik ik mijn brein even heel anders. Daarna kan ik weer iets doen.


Iets anders dat voor mij goed werkt, is in bad gaan. Daar stopt alles even. De wereld staat stil. Ik zet wat muziek op, steek wat kaarsen aan. Ik neem altijd een boek mee, maar meestal lees ik niet. Ik zit in het warme water en probeer al mijn eigen gedachten even voorbij te laten komen. Het is een soort meditatie, maar een die fysiek comfortabel is. Wat zijn jouw manieren om te ontspannen? Denk in win-win en deel het met mij en deel het met studenten om jou heen, of het nu studenten van een school zijn, of studenten van het leven. Dit was het voor vandaag. Laat alsjeblieft een review achter, en luister de volgende keer weer. Tot dan, doei!

PODCAST #60: BOLLYWOOD

Elk jaar stemmen fans van films op de review site Rotten Tomatoes op hun favoriete films van het jaar. In 2022 hebben we veel succesvolle films uit zien komen, waaronder Everything Everywhere All at Once, Avatar: the way of water, en Top Gun: Maverick. Toen alle stemmen van de fans geteld waren, stond geen van deze films echter op de eerste plaats. Op de eerste plaats stond een film waar geen Engels in gesproken werd maar Telugu, een taal die in het zuiden van India gesproken wordt. De naam van de film is: Rise, Roar, Revolt en is een epos van drie uur lang dat wereldwijd de harten van fans van het genre heeft gestolen. En een van mijn favoriete films. Waarom? Eerst de boodschappen even.


Welkom bij de Dutch Today podcast. Ik ben Martijn en maak deze podcast voor mensen die Nederlands studeren, om jouw Nederlands luisteren en je vocabulaire te verbeteren. Volg mij ook op youtube en andere socials, en als je het leuk vindt kun je ook een kleine donatie doen via buymeacoffee of paypal, die informatie staat allemaal in de beschrijving. Terug naar het onderwerp van vandaag nu.

 

Als je niets weet over Hindi films, wat ook wel Bollywood wordt genoemd, dan kun je misschien het beste beginnen met de documentaire serie The Romantics op Netflix. Deze serie heeft vier afleveringen, en gaat over twee van de grootste regisseurs van Hindi films en de films die ze gemaakt hebben, Yash Chopra en zijn zoon, Adi Chopra. Bekende Hindi sterren als Shah Rukh Khan vertellen over hun rollen en hun ervaringen. Ook als je niet bekend bent met Hindi films is het interessant om een kijkje in een andere wereld te werpen.

 

Het woord Bollywood is een bijnaam voor de filmindustrie in Mumbai, wat ze vroeger Bombay noemden. De meeste mensen in de Hindi filmindustrie vinden deze naam niet zo leuk, omdat de Hindi filmindustrie veel groter is dan alleen Mumbai. De films zijn ook lang niet allemaal in Hindi, maar het is de grootste groep. In 2017 bijvoobeeld werden er bijna tweeduizend films gemaakt, waarvan ongeveer 350 in Hindi waren. Ook doet de naam volgens critici denken dat Bollywood een goedkope kopie van Hollywood is. En Bollywood is niet de enige. Zo heb je bijvoorbeeld ook Nollywood voor films uit Nigerie, en Gaullywood voor films uit Frankrijk.

 

In de jaren dertig van de vorige eeuw, werden er al veel films in India gemaakt. Zo’n tweehonderd per jaar. In 1930 was dit heel veel. De meeste films waren escapistisch; romantische verhalen om mensen het zware leven van elke dag voor een moment te doen vergeten. Maar er waren ook films die inspeelden op maatschappelijke en politieke problemen. India ging in de jaren veertig namelijk door een stormachtige periode, met het einde van de tweede wereldoorlog, de onafhankelijkheid van Groot Britannie, en uiteindelijk ook de afscheiding van Pakistan. Dat betekende ook dat veel acteurs, regisseurs en scriptschrijvers uit Lahore, of Lollywood, verhuisden naar Mumbai, net als veel filmmensen uit Kolkata, Bengal en de Punjab. Zo werd Mumbai het nieuwe centrum voor Hindi films.

In die tijd werd er in de films vaak Hindustani gesproken. Dat is een mix van Hindi en Urdu, de officiele taal in Pakistan. Dat konden de meeste mensen in de twee landen verstaan. Tegenwoordig wordt er meestal een mix van Hindi en Hinglish gesproken, de Indiase variant van Engels. De gouden periode van de Hindi film was tussen 1940 en 1960, zeggen veel mensen. In 1957 was de film Mother India ook de eerste Hindi film die genomineerd was voor de oscar voor beste buitenlandse film. De film verloor met 1 stem. Maar in 1946 won de sociaal-realistische film Neecha Nagar al wel de Palme d’Or tijdens het eerste Cannes Film Festival. Dat gaf veel legitimiteit aan de Hindi film industrie.

 

In de jaren zestig, zentig en tachtig had Bollywood weinig inspiratie. Natuurlijk waren er regisseurs die interessante films maakten, maar het merendeel van de films bestond uit romantische musicals. Halverwege de jaren zeventig begonnen een aantal regisseurs met het maken van gangsterfilms, waarin de gevoelens van onvrede en woede die veel mensen op dat moment voelden beter gerepresenteerd werden. Maar aan het einde van de jaren tachtig waren mensen het geweld om zich heen zat. Ze wilden het niet meer in films zien. Tegelijkertijd werd het illegaal kopieren van films populair door de opkomst van de VHS tape.

 


Het was pas begin jaren negentig dat films weer echt populair werden. Dit kwam door de economische groei van India, die op gang kwam doordat de regering hun economische policies veranderden om vriendelijker te zijn voor de internationale markt. Familiegeorienteerde films als Kucha Kucha Hota Hai, die je ook op Netflix kunt zien, werden populair. Er kwam een nieuwe generatie van acteurs en actrices op die supersterren zouden worden, als de drie Khans: Aamir Khan, Shah Rukh Khan en Salman Khan. Sinds 2010 zijn er ook steeds meer films over sterke vrouwlijke karakters bijgekomen.


De meest populaire stijl film op het moment is de masala film. Ja, masala is de populaire Indiase kruidenmix. Deze films zijn drie uur lange spektakels waarin muziek, dans, actie en romantiek gecombineerd worden. Indiase films van de laatste jaren zijn Westerser geworden. Hollywood heeft een grote invloed gekregen op wat er in Mumbai gebeurt. Minder gearrangeerde huwelijken en meer koppels die elkaar in clubs ontmoeten. De kleding in de films hebben veel invloed op de mode in India, maar veel mensen realiseren zich niet dat ook de kleding door Westerse mode is beinvloed, blijkt uit een recente studie.


In India zelf is film direct gelinkt aan nationale identiteit, maar het is ook het duidelijkste voorbeeld van hoe India haar imago heeft verbeterd in het buitenland. Oude stereotypes als bedelaars, heilige koeien, corrupte politici en catastrophes zijn in een balans gekomen door wat mensen in het westen zien in de Hindi films die ook hier draaien. Het directe contact met Indiase mensen via de IT industrie heeft daar ook aan bijgedragen. Maar zoek eens op Netflix. Het zal je verbazen hoeveel Hindi films daarop te zien zijn als je daar normaal gesproken niet naar zoekt.


Hindi films hebben ook invloed gehad op musicals. Baz Luhrman heeft bijvoorbeeld gezegd dat het hem geinspireerd heeft om Moulin Rouge te maken. Danny Boyle’s Slumdog Millionaire was ook een ode aan de Hindi cinema. Artiesten als Dr. Dre en The Blackeyed Peas hebben samples uit Indiase popmuziek in hun muziek gebruikt. Ook voor het voortbestaan van de eigen cultuur heeft Hindi film veel betekend, vooral voor de literatuur en taal. Veel verhalen zijn gebaseerd op oude mythes als de Mahabharata en de Ramayana. Voor de splitsing van India en Pakistan werd er veel Urdu gesproken in films, maar tegenwoordig wordt dat alleen gedaan in historische films, of om duidelijk te maken dat de film zich op een bepaalde locatie afspeelt.


Toch zijn er mensen die zeggen dat Urdu poezie nog altijd veel invloed heeft op de teksten van liedjes in de films. Dit deels door de invloed van de ghazal op Hindi filmmuziek. Ghazal is een vorm van Arabische poezie die via Perzie in de 12e eeuw ook in Pakistan en India terecht kwam en populair werd. De muziek kan een Hindi film maken of kraken. De acteurs en actrices zijn vaak goede dansers, maar de meesten zingen zelf niet. Dat doen professionele zangers en zangeressen. De liedjes worden vaak uitgebracht voordat de film zelf uitgebracht wordt, om het publiek te enthousiasmeren voor de film zelf. De liedjes en dans routines worden vaak gepresenteerd als een soort droom, waarin beschreven wordt wat er gebeurt op dat moment in de film, of wat er gaat gebeuren. Ook geeft het vaak een stem aan de gedachtes van de karakters, die dan zingen wat ze denken of voelen.


Veel mensen in het westen vragen: waarom zit er zoveel muziek en dans in Bollywood films? De uitleg die ik hier zelf over gevonden heb, is tweeledig. Aan de ene kant houden veel mensen in India van de manier waarop emoties worden uitgebeeld in dansnummers. Aan de andere kant verwachtten veel mensen in de jaren dertig dans en zang in films, omdat ze dat van het theater gewend waren. Er is natuurlijk ook veel alternatieve Indiase cinema zonder zang en dans, als de fantastische film The Disciple, die je ook op Netflix kunt zien. Deze is geproduceerd door Alfonso Cuaron, van films als Babel, Roma en Gravity.



Maar terug naar Rise, Roar, Revolt. Want dit was de film die mij persoonlijk fan maakte van Hindi cinema. Het is een echte mainstream masala film. Drie uur lang en een mix van verschillende genres, met meerdere zang en dans momenten en grote acteurs in de hoofdrollen. Ook een paar westerse acteurs. En of het aan deze acteurs ligt, of dat buitenlandse regisseurs moeite hebben om westerse acteurs te regisseren, dat weet ik niet. Maar net als in Squid Game zijn de buitenlandse acteurs en actrices… niet erg goed. Ik heb dit zelf in Japan gemerkt. Japanse regisseurs regisseren westerse acteurs en actrices alsof het Japanners zijn. En in Japan zien ze graag grote reacties en grote gebaren. Als je probeert om subtiel te acteren, kunnen ze niet zien dat je acteert. En als ze het niet kunnen zien, is het niet goed.


Maar Rise Roar Revolt is het verhaal van twee legendarische Indiase vrijheidsstrijders, Alluri Sitarama Raju en Komaram Bheem, die echt bestaan hebben. Ze hebben elkaar in het echt nooit ontmoet, maar in deze film worden ze in 1920 vrienden en vechten ze tegen de Britse overheid die dan nog de baas is in India. De regisseur had over ze gelezen en zich voorgesteld wat er zou gebeurd zijn, hadden ze elkaar ooit ontmoet. Het is met een budget van 72 miljoen dollar de duurste Hindi film ooit. Het is ook financieel gezien de meest succesvolle Indiase film ooit. Hij heeft 150 miljoen dollar binnengebracht. Verder heeft het een oscar en een golden globe gewonnen voor het beste filmliedje, en een golden globe voor beste buitenlandse film.


De reden waarom deze film zoveel prijzen heeft gewonnen, zo populair was dat het door filmfans op Rotten Tomatoes werd gekozen als de beste film van het jaar, is simpel. Het is de liefde voor cinema die je herkent als je de film kijkt. Dat is ook de reden dat ik het een fantastische film vind. Je ziet dat de mensen die aan de film gewerkt hebben, van regisseur en acteurs tot script schrijvers en cameramensen, van film houden en hun liefde voor film in deze film hebben verwerkt. Dat maakt het leuk om naar te kijken, en zorgt ervoor dat de drie uren die de film duurt, niet voelen als drie uren.


Ja, ook deze film is vaak melodramatisch en heel erg overdreven. De hoofdpersonen zijn zo sterk als superhelden en de emoties zijn enorm groot. Maar als je een beetje verder kijkt, zie je dat dit maximalisme ook in de dans- en actiescenes te zien is. Waar Hollywood stopt omdat het anders niet realistisch genoeg zou zijn, gaat Bollywood een stapje verder. Het is eigenlijk grappig hoe Marvel films als The Avengers proberen een stukje realisme te behouden, terwijl de films gaan over bovennatuurlijke zaken. Dit geeft een vreemd contrast, maar is nodig om de aandacht van kijkers vast te houden, omdat kijkers in het westen de film ook serieus willen kunnen nemen.


In Hindi films als Rise Roar Revolt, is dat niet het geval. Realisme is niet zo belangrijk, waardoor je unieke situaties en beelden krijgt. En voor mij is dat de liefde voor film. De realisatie dat film geen realiteit is. Ik kijk persoonlijk films om even de realiteit niet te beleven. Ik kijk films als escapisme. Om uit de werkelijkheid te ontsnappen, voor een moment. Ik vind het fijn als de film dit zelf ook begrijpt. Film is geen realiteit, het is de visie van de maker. Ik voel hetzelfde bij schilderkunt bijvoorbeeld. Ik kijk liever naar een schilderij van Van Gogh, waar je ziet wat er in zijn hoofd speelde, dan een schilderij van bijvoorbeeld Vermeer. Natuurlijk was hij een meester, heel goed in wat hij deed, maar Van Gogh geeft mij een nieuwe kijk op wat ik zelf zie in de wereld om mij heen. Dus als Rise Roar Revolt een schilderij was, was het de Sterrennacht, en niet het Meisje met de Parel.


Als deze podcast je een beetje benieuwd heeft gemaakt naar Hindi films, kun je er veel op Netflix vinden. Van klassieke Bollywood films als Kucha Kucha Hota Hai en PK tot minder traditionele films als Tumbbad en Bulbbul. Ik heb ook een playlist gemaakt van een paar van mijn favoriete Hindi filmmuziek, zie daarvoor de link in de beschrijving. En ook als je niet geinteresseerd bent geraakt in Hindi film, hoop ik dat je de volgende keer ook weer luistert. Tot dan, doei!

PODCAST #59: VAN GOGH

 

Vorige week waren er twee van mijn vrienden uit Japan in Nederland. Ze waren op bezoek in Amsterdam en wilden graag wat dingen zien. Natuurlijk wilden ze naar het Van Gogh museum, en natuurlijk was dat niet mogelijk. Kaartjes voor het museum moet je namelijk van tevoren bestellen, anders zijn ze waarschijnlijk uitverkocht. Maar waarom is Van Gogh nog steeds zo populair? En waarom was hij vroeger niet populair? Eerst de boodschappen.


Welkom bij de Dutch Today podcast. Ik ben Martijn, docent Nederlands, en ik doe deze podcast voor mensen die hun Nederlands willen verbeteren. Volg me ook op youtube en instagram, en laat alsjeblieft een review achter voor de podcast. Als je de gratis content wilt supporten, kun je altijd een kleine donatie doen via buymeacoffee. Ik wil graag nog een keer iedereen bedanken die dit al gedaan heeft!

 

Vincent Willem van Gogh werd geboren in 1853 in Zundert, niet ver van Belgie. In Zundert kun je nog altijd het kerkje zien waar zijn vader predikant was. Hij was de tweede Vincent in het gezin, want een jaar eerder hadden ze een zoon gekregen die ze Vincent noemden, maar deze werd dood geboren. Vincent had nog drie jongere zussen en twee jongere broers. Het gezin ging vaak wandelen, waardoor Vincent een liefde voor de natuur ontwikkelde.

 

Vincent was geen makkelijke jongen. Als we nu terugkijken naar zijn karakter, is het erg waarschijnlijk dat hij een vorm van autisme had, maar die diagnose bestond toen nog niet. Waarom denken mensen dit nu? Vincent werd onder andere door zijn zus omschreven als ontzettend serieus en moeilijk om mee te communiceren. Hij liep rond alsof hij constant droomde en was klungelig. Dat betekent dat hij fysiek niet goed in de wereld paste. Hij liep een beetje vreemd, en bewoog anders dan andere mensen, en hield zijn hoofd altijd omlaag. Hij was afstandelijk, had vreemde manieren en leek meer op een oude man dan een kind. Dit is allemaal heel typisch voor het autistische spectrum, al kunnen we dat achteraf natuurlijik niet met zekerheid zeggen. Dat mensen denken dat hij bi-polair was, komt omdat hij een explosief karakter had en met iedereen ruzie maakte. 

 

Hij maakte op school geen vrienden, en zijn ouders haalden hem al snel van school af om thuis les te volgen. Mensen brachten niet graag tijd met hem door. Hij was impulsief en begreep de gevoelens van andere mensen niet goed. Hij probeerde na school werk te vinden, maar dat was ook moeilijk. Hij werkte een tijdje in verschillende galeries van zijn oom, niet alleen in Nederland maar ook in Londen en Parijs. Uiteindelijk werd hij ontslagen omdat hij ruzie maakte met kopers. Zijn oom was teleurgesteld in hem en wilde niets meer met hem te maken hebben. Toch had hij iets goeds overgehouden aan zijn tijd bij de galerie: zijn liefde voor kunst. Maar Vincent begon niet direct met kunst maken. Eerst probeerde hij nog iets anders.

 

Hij dacht net als zijn vader predikant te kunnen worden. Dit lukte ook niet goed, want hij was te fanatiek en moeilijk in de omgang. Hij was nog steeds een buitenstaander, de leden van de kerk waar hij predikte accepteerden hem niet. Hij raakte depressief en besloot uiteindelijk maar kunstenaar te worden. Hij was erg teleurgesteld in zichzelf, omdat hij graag iets goeds deed voor de wereld maar geen manier hiervoor kon vinden. Ook wist hij dat zijn familie in hem teleurgesteld was, en dit hielp zijn zelfbeeld natuurlijk niet. Alleen zijn broer Theo ondersteunde hem. Toen Vincent in 1880, toen hij 27 jaar oud was, besloot verder te leven als kunstenaar, begon Theo hem financieel te ondersteunen. Hij stuurde hem geld wanneer hij kon.


 

Van Gogh verhuisde naar een atelier in Brussel en schreef zich in aan de kunstacademie. Dat was geen leuke tijd voor hem, want hij kreeg weer ruzie met iedereen. Hij eindigde zijn eerste jaar op de laatste plaats van het examen. Hij kreeg een hekel aan de academie en ook aan de kunstwereld, maar hij had wel geleerd hoe de kunstwereld werkte. Hij begreep de politiek en de business kant beter. Hij schilderde bij een paar verschillende kunstenaars in het atelier en leerde meer van hen dan van de academie. Je kunt de inspiratie die hij bij deze kunstenaars vond, zien in de werken van sommige van deze kunstenaars. De schilder Anthon van Rappard bijvoorbeeld. Hij schilderde met streepjes die Van Gogh later zelf ging gebruiken.

 

Na twee jaar keerde Van Gogh weer terug naar Nederland. Hij ging door met tekenen en schilderen, en werd steeds beter. Hij had een tijdje een relatie met Sien Hoornik, een arme, alcoholistische vrouw die prostituee geweest was. Misschien vond Van Gogh hier een manier om zich toch nog een predikant te voelen, iemand die mensen kan helpen die een problematisch leven leiden. Het ging niet goed tussen hen, en Sien begon weer te werken als prostituee.

 

Van Gogh verhuisde naar Antwerpen. Die stad vond hij een fijne omgeving, door de vele galeries, bars en bordelen. Hij vond er kopien van Japanse prenten en hij voelde zich geinspireerd door de kleurrijke, decoratieve natuur van de prenten. Sommige van deze prenten heeft hij gekopieerd. Maar ook al vond hij Antwerpen een leuke stad, het ging hier niet lang goed. Van Gogh probeerde het voor de tweede keer aan een academie, met even weinig succes. Aan het einde van het jaar zeiden zijn docenten dat hij weer aan het begin moest beginnen, met kinderen van tien jaar oud.

 

Van Gogh werd steeds depressiever. Hij kreeg syfilis, at slecht eten, rookte te veel en zijn tanden begonnen te rotten. Hij had vaak koorts, hoestte veel, had last van zijn maag en zijn mond. Hij ging naar een tandarts en liet een derde van zijn tanden trekken. De enige verdoving die hij kon betalen, was een fles sterke drank. Hij betaalde zijn tandarts niet, zijn huur ook niet, en de verf die hij geleend had ook niet. In plaats daarvan pakte hij plotseling de trein naar Parijs en ging bij zijn broer Theo wonen.


In Parijs ontmoette Van Gogh een paar kunstenaars die hem heel veel inspiratie gaven. Het Franse impressionisme, dat helemaal niet academisch was maar veel vrijer, inspireerde hem vooral. Maar ook in Parijs maakte Vincent ruzie met iedereen, en het was er erg druk en koud. Dit was niet zo gunstig voor de steeds ongezondere Van Gogh, en hij besloot weer te vertrekken. Dit keer ging hij niet terug naar Nederland of Belgie, maar ging hij verder naar het zuiden. Hij ging in Arles wonen, aan de Middellandse Zee. Hier was het weer beter, en hij ging er wonen in een geel huis, waarvan hij een echt kunstenaarshuis wilde maken. Hij nodigde allerlei kunstenaars uit om er te komen wonen, maar uiteindelijk kwam alleen Paul Gauguin erop af.


Na een paar maanden maakte Van Gogh ook met Gauguin ruzie, en was hij weer alleen. Maar niet voordat het bekende oor-incident plaatsvond. Er zijn verschillende theorien over waarom Van Gogh een deel van zijn linkeroor afsneed. Een van deze theorien is dat het niet door Van Gogh zelf gedaan was, maar door Gauguin, tijdens hun laatste ruzie. Gauguin zou zijn oor hebben geraakt met een zwaard. Van Gogh zou er niets over gezegd hebben tegen de politie, om Gauguin niet gearresteerd te laten worden. Volgens een andere theorie had Van Gogh tinnitus, waardoor hij constant last van zijn oor had. Hij hoorde constant een suizend geluid, als van de wind. In een gekke en misschien dronken bui, besloot hij het eraf te snijden. Wat zeker is, is dat hij het daarna als een cadeautje verpakte en gaf aan een lokale prostituee waarop hij verliefd was.


 

De volgende twee jaar maakte hij zijn meest bekende schilderijen. Hij werkte heel snel en maakte soms meerdere schilderijen op een dag. Dit was ook de periode dat zijn naam bekend werd in het noorden. In de laatste zeven maanden werd hij in op zijn minst twintig artikelen genoemd. Zijn broer presenteerde zes van zijn schilderijen in Brussel, en er werd een schilderij verkocht aan de Belgische kunstenares Anna Boch. Het wordt vaak gezegd dat dit het enige schilderij is dat Van Gogh tijdens zijn leven verkocht, maar dit is niet helemaal waar. Hij had eerder een schilderij verkocht, maar kreeg er niet veel geld voor. Ook heeft hij minstens twee tekeningen verkocht.

 

Waarom was Van Gogh dan niet populair? Zoals ze weleens van muzikanten zeggen die moeilijke muziek maken: dat zijn muzikanten voor andere muzikanten, was Van Gogh een schilder voor andere schilders. Zijn stijl was te extreem voor het grote publiek. En dat was niet de enige reden dat hij niet verkocht. Hij vond ook dat zijn schilderijen voor veel geld verkocht moesten worden. En omdat er geen mensen waren die dat wilden betalen, wilde hij het ook niet verkopen. Van Gogh was trouwens zelf niet bij de expositie waar zijn schilderij verkocht werd, want hij had zich laten opnemen in een ziekenhuis voor mensen met psychische problemen. Hij had de ene na de andere crisis, en niet lang nadat hij uit het ziekenhuis vertrok, stierf hij, in 1890.

 

Ook zijn dood is en blijft een mysterie. De eerste theorie is dat hij zelfmoord heeft gepleegd, maar de details hiervan zijn een beetje vreemd. Hij zou zich met een revolver in zijn borst geschoten hebben, om te proberen zijn hart te raken. Dat lukte niet, en de kogel kwam via zijn ribben in zijn buik terecht. Hij vroeg de dokter nog de kogel uit zijn buik te verwijderen, maar dat was niet mogelijk en Van Gogh stierf twee dagen later. De andere theorie lijkt meer op de theorie over hoe Gauguin zijn oor had afgehakt. Van Gogh werd de dagen voor zijn dood gevolgd door een paar lokale jongens, die hem lastigvielen en pestten. Een van hen had de revolver van zijn vader, en schoot voor de grap op Van Gogh terwijl hij zat te schilderen. Hij wilde hem niet raken, maar deed dat toch.

 

Van Gogh wilde weer niet dat de kinderen gearresteerd zouden worden, dus zou het pistool genomen hebben en gezegd dat hij het zelf gedaan had. Het medische rapport zei ook dat de revolver van minstens vijf meter afstand moest zijn afgevuurd. Dat kon Van Gogh zelf niet doen. Ook kwam de kogel schuin van boven. Dat is niet een logische manier om zelfmoord te plegen. Misschien zat hij dus te schilderen toen een van de kinderen stond en op hem schoot. We zullen het nooit zeker weten. Wat wel zeker is, is dat Van Gogh een tragisch leven heeft geleefd.

 

Zou hij blij zijn als hij geweten zou hebben dat wij nu massaal naar het museum in zijn naam gaan? Ik denk dat hij liever een leuk leven gehad had, maar je kiest niet voor je karakter, de omgeving waarin je opgroeit, of hoe je brein werkt. We moeten dus blij zijn met elke goede dag. En goede podcasts! Laat een review achter alsjeblieft, dan spreek ik je volgende week bij de volgende podcast. Doei!

PODCAST #58: CHRISTUS IN JAPAN


Je geloof opgeven, of in de vulkaan gegooid worden. Wat zou jij kiezen? Dit was de keuze die veel Christenen in Japan kregen, zo’n vierhonderd jaar geleden. Andere opties waren soms kruisiging, levend gekookt worden in heet water bronnen en verdrinking. Japan was niet zo vriendelijk voor haar Christelijke inwoners. Maar hoe kwam dit? Dat zal ik je vertellen, na de boodschappen.


Welkom bij de Dutch Today podcast. Ik ben Martijn, docent Nederlands. Deze podcast is bedoeld voor mensen die Nederlands studeren en de transcriptie van de podcast staat op mijn website: www.benkyodutch.nl. Volg me ook op instagram en youtube, en als je de podcast wilt steunen, kan dat door een kleine donatie te doen via buymeacoffee of paypal.

 

Terug naar Japan. Hoe was het Christelijke geloof daar gekomen, en waarom dachten de Japanners er zo negatief over? Nu denken maar weinig mensen in Japan negatief over het Christelijke geloof. Het is een beetje exotisch voor de meeste Japanners. Ongeveer 1% van de Japanse bevolking is Christelijk. De eerste Christenen in het land waren de Portugese Jezuiten. In 1547 landde Francis Xavier in Japan met drie Japanners die hij in India overtuigd had van het Christelijke geloof. Nieuwe gelovigen kregen Christelijke namen. De eerste man die hij overtuigde, gaf Francis de naam: Paolo de Santa Fe. Een interessante naam voor een Japanner.

 

Xavier was al succesvol geweest in India en wilde de religie nu ook naar Japan brengen. Het is makkelijk te begrijpen dat hij graag zoveel mogelijk mensen bekeerde tot Christen. Maar waarom was het dan interessant voor Japanners? Het ding is, Xavier’s timing was goed. Er was al lang oorlog in Japan tussen verschillende lokale daimyo’s - krijgsheren – die probeerden meer land en macht te winnen. Op het moment dat Xavier landde, was er een soort evenwicht. Niemand was sterker dan een ander, en niemand kon echt terrein winnen. Daarom hoopten sommige daimyo’s dat ze sterker zouden worden als ze samen zouden werken met machten uit het buitenland. Dat als ze zich tot Christen lieten bekeren, ze vrienden konden worden met Portugal en zo hun vijanden konden overwinnen.

 

Waar de krijgsheren zich tot het Christendom bekeerden, werden boeddhistische tempels kapot gemaakt en kregen boeddhistische priesters de keuze, Christelijk worden of weggaan. Helaas voor de Christelijke daimyo maakten hun bonden met de Jezuiten ze niet sterker. Uiteindelijk won Toyotomi Hideyoshi de macht als grote heerser van Japan. Hij geloofde dat de Portugezen Japanners verkochten als slaven in India, en dat ze heel Japan wilden overnemen. Dit was niet helemaal een vreemde gedachte, omdat de daimyo ook de politici van Japan waren. Met de Christelijke daimyo, kreeg het Christendom dus ook veel politieke macht. Daarom verbood hij het Christelijke geloof in 1614.

 

Christenen kregen een keuze. Ze konden hun geloof opgeven, het land verlaten en nooit meer terugkomen, of gedood worden. En dan niet op een fijne manier, zoals ik eerder al zei. Omdat het geloof voor veel mensen belangrijker was dan het leven zelf, zijn er heel veel mensen gemarteld – veel pijn gedaan – en gedood. Een goede film hierover is de film Silence van Martin Scorsese, met onder andere Liam Neeson, Tadanobu Asano en Adam Driver. Hierin speelt Liam Neeson een Jezuieten priester die in Japan vermist raakt, en Adam Driver en Andrew Garfield zijn twee jonge priesters die naar hem op zoek gaan. De film is gebaseerd op een Japans boek met dezelfde titel. Het is niet een heel vrolijke film, maar wel een goede.

 


Christenen die niet dood wilden en ook hun geloof niet op wilden geven, en ook niet uit Japan weg wilden, verstopten zich. Dit gebeurde vooral rond het schiereiland Kyushu in het zuiden van Japan. Dat was geen toeval, want daar waren de Portugezen geland, en hadden ze dus ook de meeste invloed gehad. Deze mensen verstopten zich op kleine eilandjes, waar ze in het geheim hun geloof beleidden. Deze mensen werden in het Japans kakure-kurischian genoemd, verstopte Christenen. Sommige mensen konden zich lang verstoppen, anderen werden gevonden omdat ze vuur maakten en de rook gezien werd door vissers.


In verschillende jaren sinds het verbod op de Christelijke religie vonden er operaties plaats om Christenen te vinden en verjagen of doden. Dat zorgde ervoor dat er in 1637 in de provincie Shimabara een opstand plaatsvond. Christelijke boeren die boos waren over de vervolging van Christenen en soldaten die boos waren dat de belasting enorm omhoog gegaan was, vormden samen een leger om te proberen de policy te veranderen. Ze werden geleid door een zestien jaar oude samurai die de Christelijke naam Geronimo had gekregen. De groep vond een lege kasteelruïne die ze fortificeerden en innamen.


Dit is ook waar de Nederlanders in het verhaal verschijnen. De opstand van 1637 gebeurde niet ver van waar de Hollandse handelsmissie zat. Het leger van Hideyoshi, dat de Christenen wilde stoppen, vroeg de Nederlanders om hulp. De Nederlanders hadden namelijk iets dat de Japanners niet hadden. Kanonnen. Het hoofd van de handelsmissie heette Nicolaes Couckebacker, wat een beetje een grappige naam is. Koekenbakker is nu ook een grappig scheldwoord, dat idioot betekent. Of Nicolaes Couckebacker ook echt een koekenbakker was, weet ik niet. Het scheldwoord kwam van het idee dat koeken bakken een activiteit voor vrouwen was, en een man die dit werk deed dus geen echt mannenwerk kon doen. Nicolaes had deze naam waarschijnlijk omdat zijn voorouders een bakkerij hadden gehad.


Nicolaes werd door de Japanners gevraagd om kanonnen. Die gaf hij, met buskruit en kanonskogels. Dat was de Japanners niet genoeg. Ze wilden ook een schip, om de kanonnen van zee te kunnen schieten. Nicolaes vond dit een goed idee, en nam zelf de leiding over deze missie. De naam van het schip was De Rijp. Samen met de kanonnen die de Nederlanders eerder gestuurd hadden, die langs de kust stonden, vuurde het schip in twee weken tijd meer dan vierhonderd kogels op de muren van het kasteel af. Dit had niet zoveel effect, want het kasteel was sterk gebouwd. De rebellen maakten grappen over de troepen van Hideyoshi. Durfden ze zelf niet te vechten en moesten ze buitenlanders vragen het vuile werk te doen? Dat kon de eer van de soldaten niet aan. Ze vroegen de Nederlanders weer te vertrekken.


De rebellen vochten hard en konden duizenden soldaten van Hideyoshi doden. Daarom duurde het nog maanden tot de rebellen het opgaven omdat ze geen voorraden meer hadden. Geen eten, munitie en andere provisie. Op 15 april 1638 moesten ze het opgeven. Ze werden niet vergeven. Ongeveer 37.000 rebellen werden onthoofd. Ook de nu zeventienjarige samurai Geronimo werd onthoofd. Zijn hoofd werd op een staak buiten de stad geplaatst als boodschap aan andere mensen die in opstand wilden komen.


Waarom hielpen de Nederlanders de Japanners om de Christenen te vermoorden? Ze waren zelf immers ook een Christelijke natie. Voor de Portugezen was het geloof heel belangrijk geweest. Ze wilden dit absoluut in Japan verspreiden. De belangrijkste reden was dat ze geloofden dat dit de manier was om meer macht te krijgen en Japan te koloniseren. Dat dit makkelijker was dan een oorlog, omdat de Japanse legers veel te sterk waren. De reden dat de Nederlanders het geen probleem vonden om tegen Japanse Christenen te vechten, was omdat ze Japan niet wilden koloniseren en het geloof minder belangrijk vonden dan de handel, dan het geld. Nederland stuurde geen priesters, maar handelaars.



Ook hierna waren en natuurlijk Christelijke Japanners. Zij verstopten zich zo goed als ze konden om niet gevonden te worden. Pas in 1873 mochten Japanners weer Christelijk zijn, door de invloed van Amerika. Door de honderden jaren verstoppen, waren de Christelijke gewoonten en geloven erg veranderd. Zo hadden de Japanners twee Maria’s in plaats van een. Jezus werd vaak gecamoefleerd als Boeddha, om zo niet op te vallen, en gebeden klonken als Boeddhistisch gezang. Na al die jaren was het moeilijk om het verschil te zien tussen Christelijke en Boeddhistische rituelen. Alleen als je het wist, kon je het zien. Na 1873 gingen sommige Japanse Christenen bij de Katholieke kerk, anderen bleven zich verstoppen.


Sommige Christenen bleven zich zelfs verstoppen tot het einde van de vorige eeuw. Dit was niet omdat het niet veilig was, maar omdat ook het verstoppen zelf traditie was geworden. Ze bleven zich verstoppen als traditie, en om hun voorouders te eren. Voor sommige verborgen Christenen was het eren van God niet zo belangrijk als het eren van hun voorouders. Dit is namelijk voor alle Japanners heel belangrijk.


In de zeventiende eeuw merkten ook de Nederlanders hoe moeilijk het was om hun religie te verbergen. Wanneer ze van het schip kwamen, werd het schip doorzocht door Japanse mensen die keken of de Nederlanders geen Christelijke boeken of symbolen meegebracht hadden. Dan moesten de Nederlanders op een afbeelding van Jezus of Maria staan. De Nederlanders wisten dit, dus ze brachten niets religieus met zich mee of verstopten het heel goed. Maar toen ze een nieuw pakhuis bouwden in 1640, schreven ze boven de entree: 1640 AD. AD stond natuurlijk voor Anno Dominae, het jaar van onze vader. En wie was die vader? Dat was Jezus. De Japanners begrepen dit, en braken het pakhuis af, en de Nederlanders werden naar een klein eiland gestuurd dat Deshima heette. Alleen vanaf dit eiland mochten ze nog handelen met de Japanners.


Tegenwoordig is dus ongeveer 1% van de Japanners Christelijk, maar zestig tot zeventig procent van de Japanners houdt een Christelijke bruiloft wanneer ze trouwen. Dat betekent dat ze niet de traditionele Japanse bruiloft houden, maar in een pak en een witte jurk trouwen, en iemand die eruitziet als een priester ze laat beloven voor altijd voor elkaar te zorgen. Dit is zelfs een goed betalend baantje voor veel buitenlanders die in Japan wonen, om mensen te trouwen in een westerse ceremonie. Kerst wordt ook door de meeste mensen gevierd, maar anders dan in het westen is Kerst geen familiefeest. Het is een feest voor koppels. Het is op die dagen moeilijk een restaurant te boeken, want alle koppels gaan op date.


Ja, Kerst is een eenzame tijd voor mensen die geen partner hebben, wanneer ze alle paren samen zien onder de kerstlichtjes, terwijl ze Kentucky Fried Chicken eten. Voor Japanners hoort KFC bij kerst. Waarom? Het antwoord is simpel: marketing. KFC is heel succesvol geweest in het marketen van hun product. Kerst is voor Japanners iets Amerikaans. KFC ook. Dus Kerst betekent KFC. Mensen staan tijdens de kerstdagen in lange rijen voor het fastfood restaurant. Niet heel romantisch, of misschien is het een kwestie van perspectief. Ik heb in elk geval honger gekregen. Vergeet geen review achter te laten en me te volgen op de socials. Tot de volgende podcast, doei!

PODCAST #57: WAAROM RIJDEN WE RECHTS?

 

Toen ik in Japan woonde, moest ik aan de linkerkant van de weg rijden. Omdat ze links  rijden in Japan, net als bijvoorbeeld in Groot Brittannie, Indonesie, Suriname, India en Australie. Links rijden was over het algemeen geen groot probleem voor me, behalve wanneer ik snel moest reageren of in ongewone verkeerssituaties terecht kwam. Maar daarover zo meer, eerst even snel de boodschappen.

 

Welkom welkom, dit is de Dutch Today podcast en ik ben Martijn, Nederlands docent. Elke week spreek ik over een ander thema, rustig en verstaanbaar, hoop ik. De transcriptie van de podcast kun je op mijn website vinden. Volg me ook op instagram en youtube als je wilt, laat een review achter op spotify en als je wilt kun je ook een kleine donatie doen via buymeacoffee of paypal. Alle links vind je in de beschrijving,

 

Veel maar niet alle landen waar men links rijd, doen dat omdat ze dat overgenomen hebben van Groot Brittannie toen ze nog een kolonie waren. De treinen rijden vaak aan dezelfde kant als de auto’s, links of rechts, maar in sommige landen waar de auto’s van links naar rechts zijn gegaan, zijn de treinen links blijven rijden. In Belgie bijvoorbeeld. Boten varen overal ter wereld aan de rechterkant, of aan stuurboord zoals ze dat noemen. Veel mensen hebben geprobeerd uit te vinden waarom er links of rechts gereden werd en wordt, maar uiteindelijk is het een mysterie. De Romeinen reden bijvoorbeeld links, maar in Pompei zijn sporen gevonden dat de mensen daar rechts reden.

 

Er waren vroeger geen verkeersregels, dus er is ook niets officieels als een verkeersboek teruggevonden waarin we kunnen lezen wat mensen deden en waarom. Of bijna niets. Er bestaat nog wel een verklaring uit Londen, uit 1669, waarin werd besloten dat iedereen die over de London Bridge reed, dat links moest doen. Dit is de enige verklaring die is gevonden, maar er zijn natuurlijk wel een paar theorien. Een is dat mensen vroeger paard reden, en die van de linkerkant bestegen. Op dat moment wil je niet midden op de weg staan, want dat kan gevaarlijk zijn, dus is het logischer links te gaan staan, waar je rustig op je paard kan klimmen. Ook droegen mensen zwaarden. Negentig procent van de mensen is rechtshandig, dus moet het zwaard links hangen en moet je je tegenstander rechts van je houden. Dan is het beter om links te lopen.

 

Maar als je op een kar rijdt, met paarden voor je, is het handig om je zweep in je rechterhand te houden. Als je de zweep dan op de paarden wilt gebruiken, moet je links zitten. Om de weg goed te kunnen zien, moet je dan rechts rijden. Een ander verhaal gaat over Napoleon. Voor de Franse revolutie reden rijke mensen links, en arme mensen rechts. Maar na de revolutie wilden de rijken niet dat andere mensen wisten dat ze rijk waren, dus gingen ze ook rechts rijden. Later zou Napoleon dit de officiele wet hebben gemaakt, maar hier is ook geen bewijs voor. Het is wel waarschijnlijk dat de gewoonte om rechts te rijden uit Frankrijk naar Nederland is gekomen.

 

In Nederland reed men vroeger dus ook links. Dat ging niet in een keer van links naar rechts voor het hele land. Voor de meeste landen die van links naar rechts gingen, en dus ook Nederland, ging het stap voor stap, stad voor stad. Rotterdam was in 1917 de laatste stad die niet meer links maar rechts ging rijden. Veel steden waren na de Franse tijd, die tot 1814 duurde, weer links gaan rijden, omdat Napoleon niet populair was geweest. Maar in 1917 reed dan toch het hele land officieel rechts. Napoleon is natuurlijk nooit in de Nederlandse kolonien als Suriname en Indonesie geweest, dus daar is het nooit van links naar rechts veranderd.


De eerste auto’s verschenen rond 1895 in Nederland en kostten toen nog een heel jaarsalaris. Er waren geen goedkopere opties zoals nu. Toen Nederland in 1917 rechts ging rijden, reden er nog niet zo veel auto’s rond, want in die periode was de eerste wereldoorlog aan de gang. Alle autofabrikanten moesten militaire voertuigen maken, en er was geen materiaal over voor de auto’s voor consumenten. Wel waren er al regels voor het verkeer. Auto’s mochten in de stad niet harder rijden dan 15 kilometer per uur en vanaf 1 januari 1906 was het rijbewijs verplicht.


Dat rijbewijs stelde nog niet heel veel voor. Er was geen rijexamen of medische test. Je kon het bewijs gewoon kopen. In 1927 veranderde dit. Vanaf dat jaar moesten mensen een examen van vijftien minuten doen en een medische test. Er kwamen ook verschillende rijbewijzen, voor motoren, bromfietsen en auto’s. Zo’n rijbewijs bleef twee jaar geldig, daarna moest je opnieuw een test doen. Dat veranderde later naar vijf jaar, en nu is dat tien jaar. Als je in Nederland woont als buitenlander, mag je je buitenlandse rijbewijs gebruiken als dit is uitgegeven in een Europees land. Als je uit een land buiten de EU komt mag je nog een half jaar met je oude rijbewijs rijden, maar daarna moet je bij de gemeente een Nederlands rijbewijs aanvragen. Dat betekent in veel gevallen dat je opnieuw rijexamen moet doen, helaas.


Ik heb een rijbewijs. Of ik heb er zelfs twee. Ik deed mijn auto rijbewijsexamen toen ik negentien was. Mijn opa vond het heel belangrijk dat ik mijn rijbewijs zou hebben, dus hij heeft mij en mijn broertje dat cadeau gedaan. Ik heb een intensieve cursus gedaan in Alkmaar, tien dagen lang elke dag vier uur rijden en vier uur achterin zitten bij een andere kandidaat. Mijn theorie haalde ik in een keer, maar ik zakte de eerste keer voor mijn praktijkexamen. Ik was namelijk stil gaan staan op de ring van Alkmaar, waar je tachtig kilometer per uur mag rijden. Dat was omdat ik niet goed keek en op de verkeerde plaats parkeerde, maar het was direct over. De tweede keer lukte het wel.


Je moet in Nederland achttien jaar oud zijn om je praktijkexamen te doen, maar je kunt al op je zeventiende beginnen met rijles. Ik hoor dat je tegenwoordig ook examen kunt doen met een automaat, maar toen ik examen deed, reden we altijd met handgeschakelde auto’s. Als je schakelt, zet je met de versnellingspook de auto van de eerste in de tweede versnelling, van de tweede in de derde, enzovoorts. Ik ben wel blij dat ik kan schakelen, maar een automaat is ook wel heel makkelijk. Dan hoef je niet na te denken. Niet dat dit heel belangrijk voor mij is, want ik vond het fijn om een rijbewijs te hebben maar ik heb nooit een auto gehad. Ik heb het ook nooit echt gewild. Wanneer ik een auto nodig heb, huur ik er een via een app. Dan ben ik voor een halve dag ongeveer dertig euro kwijt. Dat is niet veel.


Hoe ga ik dan naar mijn werk? Ik werk namelijk niet in de stad waar ik woon en dus ben ik een forens. Dat is een persoon die niet woont waar hij of zij werkt, en daar naartoe moet – met vervoer. Er zijn eigenlijk twee soorten vervoer. Je hebt openbaar vervoer, dus de bussen, treinen, trams en veerponten. En dan heb je eigen vervoer. Dat betekent dat jij de eigenaar bent van dit vervoersmiddel. Deze auto of, in mijn geval, de motor. Of als je meer geld verdient dan een docent, misschien wel met een helikopter. Maar dat is natuurlijk nog minder goed voor het milieu.



Maar zoals ik al zei heb ik twee rijbewijzen. Ik heb niet alleen rijbewijs B, voor de auto, maar ook rijbewijs A, voor de motor. Tijdens de pandemie voelde ik me, zoals zoveel mensen, een beetje geisoleerd. Mijn broertje reed al vele jaren motor. Wanneer hij met zijn vrienden naar het strand ging, moest ik achterop zitten. Dat vond ik altijd heel jammer, omdat het motorrijden er zo leuk uitzag. Dan voelde ik me een beetje een baby achterop. Dus toen de rijscholen weer even open gingen in het voorjaar van 2020, heb ik me meteen ingeschreven en lessen genomen. Als je motorrijd, heb je drie examens. Het eerste was voor theorie. Ik had een oud boek en had van de vijftig vragen zes fout. Je mag er vijf fout beantwoorden. Ik moest dus een herkansing doen, maar door de maatregelen rond de pandemie, kon het CBR, de organisatie die de examens afneemt, veel minder kandidaten toelaten.


Je moet het examen online boeken en kunt dan in heel Nederland zoeken naar plaatsen waar je het theorie-examen kunt doen. Je kunt alle examens voor de volgende drie maanden zien, in heel Nederland. Alles was vol. Er was voor de volgende drie maanden nergens in Nederland plaats. Dus ik bleef checken totdat iemand annuleerde. In Eindhoven. Ik moest dus anderhalf uur reizen om mijn theorie-examen te doen. Ik ben de avond voor het examen gegaan en heb ik een hotel geslapen. Gelukkig lukte het deze keer wel. Daarna heb je twee praktijkexamens. De eerste is op een parkeerterrein waar je kleine oefeningen moet doen. Daarna doe je examen op de weg. Dat lukte me wel allemaal in een keer.


Ben ik een goede chauffeur? Iedereen denkt van zichzelf dat hij of zij een goede chauffeur is, maar ik heb wel een paar keer blikschade gemaakt. Dat betekent schade aan het exterieur van de auto. Ik ben weleens tegen een paaltje opgereden. Mijn ergste ervaring was in Japan. Ik zat aan de chemotherapie, maar volgens mijn dokter kon ik even goed rijden. Ik was met een vriend in de bergen en hij wilde een foto nemen op een klein bergweggetje. Daarom ben ik gestopt en achteruit gereden. Zo tegen de vangrail aan, het hek dat de auto tegenhoudt aan de zijkant van de weg. In plaats van te remmen, gaf ik extra gas en zo schuurde de auto langs de vangrail en waren er krassen over de hele zijkant. Helaas was dit de Porsche cabriolet van mijn baas. Gelukkig was hij goed verzekerd.


In Nederland mag je op de snelweg maximaal honderd kilometer per uur rijden. Na zeven uur ’s avonds is dat op veel wegen honderdtwintig. Als je te snel rijdt, krijg je een boete. Dat kost je ongeveer tien euro per kilometer die je te hard rijdt, dus bij tien kilometer te hard moet je honderd euro betalen. En als je door rood licht rijdt, tweehonderdzestig euro. Rijd dus voorzichtig. In Nederland mag je nog rijden als je twee biertjes gedronken hebt, maar doe dit vooral niet. Per jaar zijn er meer dan vierhonderd duizend mensen betrokken bij een ongeluk in het verkeer. Per jaar eindigen honderddertigduizend mensen op de spoedeisende hulp en meer dan zeshonderd mensen overlijden aan een verkeersongeluk. Gelukkig is het aantal wel omlaag gegaan, met zestig procent sinds het jaar 2000.


Vooral jonge mensen veroorzaken ongelukken. Als je onder de dertig bent, is je risico vijf keer zo hoog. Gelukkig ben ik al lang geen dertig meer! Sinds eergisteren ben ik veertig. Wil je me nog een verjaardagscadeautje geven? Laat dan een review achter op Spotify, dat zou ik fijn vinden. Dan ga ik nu dingen doen die veertigjarige mensen doen. Even slapen, een wandeling maken of een boek lezen over bingo of breien.

PODCAST #56:
Carl Tanzler


In de vorige podcast heb ik het gehad over een gebroken hart. Helaas kennen veel mensen dit waarschijnlijk wel. Mijn gebroken hart was erg, maar ik denk niet zo erg als dat van mijn onderwerp van vandaag, ene Dr. Carl Tanzler. Misschien kun je zeggen dat hij het ergste gebroken hart had van de wereld. Tenminste, als je kijkt naar wat hij gedaan heeft. Daar ga ik je alles over vertellen, maar eerst even snel de boodschappen!

 

Dit is de Dutch Today podcast, ik ben Martijn, docent Nederlands. Leuk dat je luistert. Volg me ook op youtube en instagram voor meer content. Deze podcast wordt gesponsord door… mezelf, dus als je een kleine donatie doet, is dat heel fijn. Dat kan via de buymeacoffee link of via paypal, via het emailadres in de beschrijving. Okee, dan gaan we verder met het gebroken hart van Dr. Carl Tanzler.

 

Het is een beetje een luguber verhaal, dus als je daar niet van houdt, moet je voorzichtig luisteren. We gaan terug in de tijd naar het jaar 1930. Carl Tanzler werd in 1877 geboren in Duitsland, maar reisde voor zijn werk naar India en Australie. Toen hij in Australie woonde, brak de eerste wereldoorlog uit. Omdat Duitsland de vijand was, werd Carl gearresteerd en in de gevangenis gezet. Na de oorlog werd hij teruggestuurd naar Duitsland. Daar trouwde hij met Doris Schafer en ze kregen samen twee dochters. Zijn moeder vroeg hem op haar sterfbed om naar Amerika te verhuizen, waar zijn zus ook woonde. Dit deed hij, en zijn gezin volgde hem al snel. Carl ging werken in een militair ziekenhuis in Key West, als radioloog.

Een radioloog is iemand die werkt met rontgenfoto’s en echo’s om diagnoses te doen. Tegenwoordig ook met MRI’s, trouwens.


Op een dag kreeg hij een patiente binnen die zijn leven veranderde. Maria Elena Milagro de Hoyos, een lokale Cubaans-Amerikaanse vrouw, werd door haar moeder naar het ziekenhuis gebracht voor onderzoek. Carl herkende haar meteen. Van wat, denk je dan. Van zijn visioenen. Carl had als jongeman namelijk vaak visioenen gehad van een dood familielid, de gravin Anna Constantia von Cosel, die hem het gezicht had getoond van zijn ware liefde. Hij wist zeker dat dit Maria Elena was. Helaas had de patiente tuberculose, een ziekte die toen vaak fataal was. Carl was geen dokter, maar toch probeerde hij haar wanhopig te redden met medicijnen, rontgen apparatuur en andere zaken, die hij allemaal naar haar huis bracht. Ook gaf hij haar sieraden, kleren en andere cadeau’s.


 

Ondanks zijn moeite, stierf Elena op 25 oktober 1931. Tanzler betaalde voor de begrafenis, en liet een mausoleum bouwen, een huisje voor de dode, waarin haar lichaam kon liggen. Hij bezocht het mausoleum elke avond. Tot op een avond in april 1933. Toen stopten zijn dagelijkse bezoekjes. De familie vond het vreemd dat Carl niet meer naar het mausoleum ging. En waarom hoorden ze een paar jaar later dat hij soms in de stad gezien werd terwijl hij vrouwenkleding kocht? Waarom had een jongen die in de buurt woonde hem zien dansen in zijn woonkamer met een grote pop? De zus van Elena, Florinda, vond het allemaal vreemd en besloot in 1940, zeven jaar na het overlijden van Elena, bij Carl langs te gaan. Daar vond ze in zijn bed het lijk, het dode lichaam, van haar zus, en ze riep de politie erbij. Die arresteerden Carl en namen hem mee naar het politiebureau. Daar vertelde hij wat er gebeurd was.

 

 

In april 1933 was Carl inderdaad gestopt het mausoleum elke avond te bezoeken, maar op zijn laatste bezoek had hij iets vreemds en illegaals gedaan. Hij was de begraafplaats op geslopen, had Elena’s lichaam uit de tombe gehaald, en haar op een speelgoedkarretje naar zijn huis gereden. Hij zei dat Elena vaak tegen hem gesproken had wanneer hij naast het graf zat en haar favoriete muziek speelde. Dan zei ze tegen hem, beweerde hij, dat hij haar uit haar graf moest halen en mee naar huis nemen. Dat had hij dus gedaan.


Thuis had Carl Elena’s lijk versterkt met pianosnaren, en haar glazen ogen in gedaan. Hij had haar ingepakt als een mummie, in zijden doeken die hij in was en gips had gelegd. Hij nam de haren die ze nog had, en maakte daar een pruik van die hij haar op zette. Hij deed doeken in haar borst en buik om haar een menselijke vorm te laten houden. Hij kleedde haar aan en deed haar sieraden aan, en stopte haar zo in bed. Hij gebruikte ook veel parfums, desinfectanten en andere chemicalien om haar beter te laten ruiken, en om het natuurlijke proces van rotting tegen te gaan. Tussen haar benen had hij een buis aangebracht zodat hij ook de liefde met haar kon bedrijven, al zei hij later zelf dat hij dat nooit had gedaan. Het was zijn plan geweest om zijn grote liefde de ruimte in te schieten om zo de straling van de zon haar lichaam nieuw leven in te laten blazen. Gelukkig werd hij gearresteerd voordat hij dit kon uitvoeren.


 

Tanzler werd gearresteerd voor grafschennis. Hij had een graf geopend en het lijk eruit gehaald, dat was illegaal. Ik denk dat het nog steeds illegaal is. Deze misdaad was echter verjaard, het was te lang geleden, dus hij heeft nooit gevangenisstraf gekregen. Het lichaam van Maria, in de vreemde mummie-staat, werd tentoongesteld bij de lokale begrafenis ondernemers, en bijna 7.000 mensen zijn op bezoek geweest om het te zien. De meeste mensen waren niet boos op Carl. Hij kreeg vooral veel medelijden van het publiek, want ze vonden hem dan wel eccentriek, ook vonden ze hem een hopeloze romanticus. Hij stierf alleen in 1952 in zijn huis, waar hij drie weken na zijn overlijden werd gevonden. Daar woonde hij met een masker dat hij van Elena had gemaakt.

 

In 1982 vonden twee arbeiders die het huis verbouwden een briefje. Tenminste, dat wordt gezegd. Dit is niet zeker. Maar er zijn mensen die zeggen dat dit briefje geschreven was door Carl zelf, en dat hij erin schreef hoe hij Elena in 1931 had vergiftigd en zo gedood, om haar lijden door tuberculose te stoppen, en haar voor te bereiden om zijn visioenen waar te maken. Er is geen bewijs te vinden voor dit briefje, maar ook als het waar was, dan was Elena waarschijnlijk ook door de tuberculose overleden, en had Carl het proces minder pijnlijk willen maken. Dat is natuurlijk ook niet goed, maar laat misschien wel zien dat hij echt van haar hield. Nou ja, dat hij echt met haar geobsedeerd was. Zij was zijn obsessie, in dit leven en het volgende.

 

Ik hoop dat het verhaal van deze week niet te luguber voor je was. En dat je volgende week weer luistert. Tot dan, doei!

 

#55: Rusland

Het was 2017 en ik had een gebroken hart. Mijn hart was in een raket meegenomen naar een hoogte ver boven de wolken, en toen laten vallen in een leeg zwembad. Er was niets van over. Als je ooit een gebroken hart heb gehad, weet je hoe moeilijk het kan zijn om dan nog plezier te hebben in dingen. Niets is meer leuk, niets heeft meer zin. Je wilt alleen maar terug naar hoe het was, de situatie waar je uit vandaan kwam. Ik hoop dat je dit gevoel niet kent. Ik begon na te denken: wat kan ik doen om weer wat licht te creeeren? Kan ik iets geks doen om weer wat enthousiasme te voelen? Toen sprak ik een vriend van me in Japan, en we praatten over muziek. Ik had hem een jaar eerder een band aangeraden, en over die band gaat deze podcast. Wat is het verband met een gebroken hart? Dat zo, maar eerst even dit:

 

Ik heb ook een youtube kanaal, en een instagram pagina. De links staan in de beschrijving van de podcast. Laat ook een review achter van de podcast, en als je wilt laten zien dat je de podcast waardeert, kun je ook een kleine donatie doen via de link van buymeacoffee. Okee, dan gaan we weer verder.

 

Een jaar of tien geleden was er een moment dat ik dacht: ik hoor alleen maar slechte dingen over Rusland. Is alles aan Rusland echt zo slecht? De Russische mensen die ik op dat moment kende, studenten van de kunstacademie, waren ook niet heel… vriendelijk. Toen ik in Turkije woonde, had ik tijdens duiklessen in de middellandse zee mijn duikinstructeur gevraagd: er komen hier veel Russen, heb jij een positief verhaal over Russische toeristen? Het meest positieve verhaal dat hij had, was van een rijke Russische toerist die hem honderd dollar had betaald voor een fles wodka omdat hij heel graag wodka wilde drinken op de boot.

 

Maar ik kon niet geloven dat alles uit een land, welk land dan ook, negatief kan zijn. Er moesten positieve dingen zijn, over elk land. De Russische literatuur is fenomenaal, en er komen veel bekende componisten en theatermakers uit Rusland. Beeldende kunstenaars sporters, noem maar op. Ik was dus bang dat ik veel negatieve vooroordelen over Rusland had. Dat dit mij een beetje racistisch maakte, eigenlijk. En dat kon ik niet van mezelf accepteren, dus ben ik online gaan zoeken naar positieve dingen over Rusland. Mijn grootste passie is muziek, dus ben ik gaan zoeken naar toffe Russische muziek. Naar muzikanten die rebels waren, die niets moesten hebben van Vladimir Vladimirovich en zijn regime.

 

Via een paar zoekopdrachten, kwam ik uiteindelijk uit bij protesten tegen een snelweg. Deze snelweg zou door het Khimki bos gaan lopen, buiten Moskou. Een heel oud bos, waar de regering een weg dwars doorheen wilde bouwen. Een van de vormen van protest die ik vond, was een catchy liedje hierover, door een band die simpelweg Leningrad heette. Het was een mix van folkmuziek, punk en rap, en had een unieke sound waarvan ik meer wilde horen. Ook had de zanger een rauwe stem die me wel aanstond. Dus ben ik meer van deze band gaan luisteren, op youtube. Op dit moment bestond spotify nog niet. Dit was in een tijd dat, als je de cd niet kon vinden, je de muziek van itunes kon kopen. Ik kocht de twee albums die te koop waren.

 

Een lange tijd was ik gefascineerd met deze band Leningrad en hun frontman Sergey Schnurov. Na een extreme punkperiode waar hij in elk interview dronken was, had hij iets aan zijn alcoholisme gedaan en was hij terug met muziek die minder punk was. Het was poppy-er, met meer melodie en beter geproduceerd. Ik houd meestal niet zo van popmuziek, maar dit was heel goed gedaan. Een perfecte mix van verschillende muziekstijlen. De liedjes gingen nog steeds vaak over de simpele dingen in het leven, maar met ironische teksten over hoe iedereen beroemd wilde zijn op instagram maar niets te zeggen had, of hoe mensen geobsedeerd waren met dure designer producten. De muziek video’s waren gemaakt door talentvolle regisseurs, wat hun populariteit hielp. Ilya Naischuler, die daarna de films Hardcore Henry en Nobody met Better Call Saul acteur Bob Odenkirk gemaakt heeft, regisseerde over-de-top idiote clips met veel actie. Veel van mijn vrienden die normaal gesproken geen interesse hadden in Russische muziek, begonnen hiernaar te luisteren toen ze deze video clips zagen.

 

Nu komen we terug waar ik begon. Ik had dus een gebroken hart en sprak met mijn vriend die in Japan woonde over deze band, Leningrad, en we zeiden tegen elkaar: hoe cool zou het zijn om deze band een keer live te zien in Rusland? Na dit gesprek dacht ik: waarom niet nu? Dan heb ik een avontuur om naar uit te kijken, iets dat mij me een beetje minder verdrietig doet voelen. Dus met behulp van een Russische student die ik Nederlandse les gaf, kon ik twee kaartjes boeken voor het concert later dat jaar, in Sint Petersburg. De tickets waren voor wat ze de fanzone noemen, de meters vlak voor het podium, waar je het goed kunt zien. Ik bestelde een toeristenvisum voor Rusland, en boekte mijn vlucht met de KLM.

 

Mijn vriend in Japan had op dat moment een drukke baan en twee kinderen, dus hij kon niet met me mee naar Rusland. Ik had dus een kaartje over, en ik dacht, wat kan ik daarmee? Ik kende niemand anders die de band leuk vond. Dus, ik ben op Tinder gegaan, heb mijn locatie op Rusland gezet en gezegd: geef mij een tour van Sint Petersburg, en ik geef je een kaartje voor het Leningrad concert. Zo vond ik een meisje dat wel mee wilde en mij een tour van de stad wilde geven. Dat was uiteindelijk een beetje een fout. Ik had alleen moeten gaan, maar daar kom ik op terug.

 

De vlucht naar Rusland was comfortabel en op het vliegveld was ik snel door de douane heen. Een stille vrouw stempelde mijn paspoort en dat was alles. Toen stond ik in het koude, regenachtige Sint Petersburg van maart 2019. Er is een historische band tussen Sint Petersburg en Nederland. Dit omdat Tsaar Peter de Grote, naar wie de stad vernoemd is, in het jaar 1697 vier maanden in Nederland verbleef om hier schepen te leren maken. Hij wilde dit in Nederland leren omdat Nederland op dat moment een van de rijkste landen ter wereld was met heel moderne scheepsbouwtechnieken. Hij wilde met deze kennis scheepsbouwers in zijn eigen land opleiden.

 

De tsaar was, zoals zijn naam al zegt, groot. Hij was 2 meter 4, dus hij viel erg op. Hij kreeg daarom veel aandacht van nieuwsgierige Amsterdammers. Toen hij met zijn bootje aanmeerde, heeft hij een paar van de mensen die nieuwsgierig stonden te wachten klappen op hun hoofd gegeven om ze weg te jagen. Hij kreeg van de burgemeester van Amsterdam een eigen plek om te werken zodat hij wat privacy had. Behalve lessen scheepsbouw, woonde hij ook openbare anatomische lessen bij. Hij was ook enthousiast amateur chirug en tandarts. De mensen die voor hem werkten durfden nooit te klagen over pijn, want dan pakte Peter de Grote meteen zijn koffer met instrumenten om ze op amateuristische wijze te helpen. 

 

De rest van zijn tijd bracht Peter in Amsterdamse cafe’s door, want hij hield veel van drinken. Misschien was dat ook waarom hij al snel okee Nederlands sprak, om zich te kunnen mengen in het nachtleven. Als hij in Sint-Petersburg terugkomt, laat hij veel nieuwe gebouwen bouwen in de Amsterdamse stijl. Hij was een wrede tsaar, en bij het bouwen van de stad komen tienduizenden dwangarbeiders om het leven. Russen zeggen ook wel dat de stad Sint-Petersburg op botten is gebouwd. En het klinkt vreemd, maar toen ik daar was, voelde ik dit zonder dat ik het wist. Sint-Petersburg, dat vroeger net als de band Leningrad heette, de stad van Lenin, voelt als een stad vol geesten. Niet alleen Peter de Grote heeft er natuurlijk dood gezaaid, alleen al in de Tweede Wereldoorlog zijn er zo’n 1,5 miljoen mensen overleden.

 

De stad is er ook een van facades. Vanaf grote straten als Nevski Prospekt zien alle gebouwen er schitterend uit, maar als je naar binnen loopt, zie je dat alleen de voorkant zo mooi onderhouden is. Het interieur en de hofjes van deze gebouwen zien er over het algemeen oud en beschadigd uit. Volgens mijn Russische vrienden is dit heel symbolisch voor de stad. Als je buiten de oude binnenstad bent, zie je veel minder mooie architectuur. Dan zie je wat ze mensenhopen noemen. Dit is een woordspeling op mierenhoop, het hol waarin mieren wonen, en dit zijn de klassieke triest grijze Soviet flats die allemaal op elkaar lijken en de hoofdrol speelden in films als De Ironie van het Lot. Maar als toerist heb je daar niets te zoeken. Je gaat naar musea als het Hermitage, waar je nog altijd de penis van Raspoetin op sterk water kunt zien.

 

Wat me opviel in de stad, was hoeveel theaters er waren. Dit is een kunst die in Rusland veel meer gewaardeerd wordt dan in Nederland, voel ik. Iets anders dat me opviel, was dat het eten heerlijk was. Als ik ergens voor het eerst ben, wil ik altijd de lokale bakkerij zien om verschillende dingen uit te proberen. Dat was in Sint Petersburg geen straf want alles dat ik geprobeerd heb, was lekker. De enige fout die ik maakte, was toen ik mijn laatste roebels dacht uit te kunnen geven aan appeltaart met koffie, en ik de prijs verkeerd las. De prijs was niet per stuk taart maar per honderd gram. Ik kwam drie euro te kort. Gelukkig was er een vrouw achter me in de rij die me hielp. Ze betaalde de rest voor me. Dit was heel vriendelijk.

 

Iedereen die ik tegenkwam was heel vriendelijk tegen me. Dat was fijn om te merken, omdat ik eerder dus slechte ervaringen met Russische mensen had gehad. Ook bij het concert zelf. Ik ging met de metro naar het stadium. In de metro zelf waren verschillende mensen al dronken en deelden ze samen een fles wodka. In het stadium waren mensen aan het vechten, maar alleen in de gangen. In de zaal was iedereen rustig. Ik wachtte tot het concert begon door een spelletje te spelen op mijn telefoon. Iemand begon tegen me te praten in het Russisch, en toen het groepje met wie hij daar was merkte dat ik geen Russisch sprak, waren ze blij om een westerling te verwelkomen. Ik moest bij hen blijven en met hen drinken. Helaas had ik dus met het meisje van tinder afgesproken. Die was veel minder gezellig dus dat was jammer. Maar het was ook mijn eigen schuld. Ik had niet bang moeten zijn om alleen te gaan. Ik was op tinder gegaan uit angst, en dat was niet nodig geweest.

 

Het was een hele ervaring om bij het concert recht voor het podium te staan en te zien dat ik mijn droom zo makkelijk werkelijkheid had kunnen maken. Wat me verbaasde was hoe tam het publiek was. Ik ben gewend om veel te springen en rond te rennen, een moshpit te starten. Daar wilden ze in Sint Petersburg niets van weten. Als je ook maar een beetje duwde, of ergens probeerde voorbij te lopen, werden mensen boos op je. Al was hun boosheid meteen weer weg als ze zagen dat je een toerist was die niet beter wist. Dit was vooral omdat de tickets voor Russische mensen zelf heel duur waren en veel van hen hadden moeten sparen. Een van de jongens met wie ik in het begin stond te praten, vertelde me dat hij zeshonderd euro per maand verdiende, en een ticket was vijftig euro. Dat was veel.

 

Na het concert was het een chaos om terug naar de stad te komen van het stadium. De metro was gesloten en iedereen wachtte op een taxi in een rij die een uur duurde. Toen we uiteindelijk in een taxi zaten, kreeg het meisje met wie ik daar was ruzie met een medepassagier, een dronken Russische vrouw die wilde weten of ze mij datete om mijn geld. Het was een zeer gespannen taxirit terug naar Nevski Prospekt, waar ik mijn zogenaamde date een fijne avond wenste en terugging naar mijn hotel. De volgende dag liet ze me nog wel het leukste museum in de stad zien voordat we voorgoed afscheid namen: het soviet arcade museum. Hier kon je voor een paar roebel spelen op oude arcade machines uit de jaren tachtig. Slechte kopien van Amerikaanse en Japanse modellen die niet zo goed werkten. Dat was op een ironische manier heel interessant.

 

Daarmee was mijn Russische avontuur op haar einde. Drie uur vliegen later was ik terug in Amsterdam, met een nieuwe impressies van een land waarover ik alleen maar slechte dingen had gehoord. Mede daarom was het een grote schok voor mij toen de oorlog begon vorig jaar. Nadat ik zoveel moeite gedaan had mooie dingen te vinden in een land met heel vriendelijke mensen. Nu was weer alles in het nieuws alleen negatief. En dat is aan de ene kant terecht, want de oorlog is verschrikkelijk. Maar het is jammer dat we elke positieve associatie en relatie kwijtraken met een cultuur die ook zoveel mooie kanten heeft. En veel mooie mensen die deze oorlog niet steunen, en de idioten die hem zijn begonnen.

 

Ik heb een aantal Russische vrienden en ze zijn allemaal heel erg tegen de oorlog. En dat zijn niet alleen woorden. Een aantal van hen hebben ervoor gekozen nooit meer naar Rusland terug te gaan totdat Poetin weg is. Een aantal kunnen ook niet meer terug, omdat ze heel actief zijn op sociale media om kritiek te leveren en met andere Russische mensen in discussie te gaan. Anderen hebben het contact met familieleden afgebroken, omdat hun familieleden pro-Poetin waren. Er zullen nooit winnaars zijn in dit conflict, zeggen ze. Iedereen verliest. Het enige dat wij dus kunnen doen is wachten en hopen dat de oorlog zo snel mogelijk over is. Helaas luister ik niet meer naar Leningrad, want het is niet een van de bands die nu kritiek geven op de Russische regering, ze gaan liever voor het geld. En het is altijd triest om te zien wanneer dit gebeurt met een band die zo punk was.

 

Om niet te triest te eindigen, er zijn gelukkig ook veel bands in Rusland die wel kritiek durven te geven. Ik weet hierover zelf niet genoeg, dus ik zal een link toevoegen aan de beschrijving. Kijk daarnaar als je wilt, en luister de volgende keer ook weer alsjeblieft. Heb je vragen? Stuur me een mailtje of een DM op instagram. Fijne dag nog en tot de volgende keer. Doei!

#54: Het trein dilemma

Stel. Je staat bij een treinspoor. Er komt een trein aan, een trein die niet meer kan stoppen. Op de rails liggen vijf mensen. De trein staat op het punt deze mensen dood te rijden, maar jij kan een knop indrukken zodat de trein op een ander spoor terecht komt, en deze vijf mensen niet dood rijdt. Maar op het andere spoor ligt 1 persoon. Dus als je niets doet sterven er vijf mensen, en als je wel iets doet, sterft er 1 persoon, maar dan sterft deze persoon door jouw keuze. Wat doe je?


Voordat we verder gaan met dit gedachte-experiment, eerst even snel de boodschappen. Dit is de Dutch Today podcast en ik ben Martijn, professioneel docent Nederlands en onprofessioneel podcaster en youtuber sinds 2022. Volg me ook op youtube en instagram als je wilt. De links staan in de beschrijving. En de transcriptie van deze podcast vind je op facebook. En snel op mijn nieuwe website, zodra die online is.


Dus. Waar waren we? Op het spoor. Of naast het spoor, moet ik zeggen. Heb je de knop ingedrukt en de trein 1 persoon laten overrijden? Dan ben jij verantwoordelijk voor de dood van 1 persoon, maar je hebt vijf personen het leven gered. Dat is mooi, maar de rest van je leven zul je blijven zitten met gedachten aan deze ene persoon wie jij hebt laten overrijden. Als je niets had gedaan, had je kunnen zeggen: ik was niet betrokken bij deze gebeurtenis. Ik was passief, een toeschouwer. Ik heb geen verantwoordelijkheid voor wat er gebeurd is. Maar dan waren er vijf mensen doodgegaan en niet een.

 

Dat vijf levens belangrijker zijn dan 1 leven, is een voorbeeld van utilisme. Dit is een manier van denken, van filosofie, waarin de kwaliteit van je beslissingen worden gemeten aan hoeveel meer goed dan kwaad deze beslissing heeft gedaan aan iedereen die ermee te maken had. Dus volgens het utilisme is de beste beslissing om de knop in te drukken en vijf mensen te redden en 1 te laten sterven. Maar tegenover het utilisme staat de deontologie. Deze filosofische stroming zegt dat elke actie goed of slecht kan zijn, zonder te kijken naar de gevolgen. De kwaliteit van de actie is inherent. Dat betekent dat het altijd slecht is om mensen te doden, dus als je deontologie volgt, dan laat je vijf mensen sterven omdat het slechter is om 1 persoon actief te doden. Omdat de actie van het doden inherent slecht is. Dus je mag volgens deontologie ook geen brood stelen, zelfs niet als je doodgaat van de honger, omdat stelen inherent slecht is.

Uit onderzoek is gebleken dat negentig procent van de mensen zou zeggen: ja, ik zou de knop indrukken. De vraag is natuurlijk of ze dat ook echt zouden doen als ze in deze situatie waren. Het is een abstract gedachte-experiment, en dan is het natuurlijk makkelijker om rationeel na te denken, en niet emotioneel. En als je de stroming deontologie volgt, dan verandert er niets aan je beslissing als de details van het experiment veranderen, want alle actie die jij onderneemt, is gelijk aan moord. Dus dat is makkelijk. Tenminste, je kunt nog discussieren of het mogelijk is om niet verantwoordelijk te zijn wanneer je bij de knop staat en weet wat de consequenties zijn van niets doen – niets doen is immers ook een keuze – maar die vraag negeer ik even.

 

Als je het utilisme volgt en de details van het experiment verandert, wat gebeurt er dan? Logisch gezien, zou er niets moeten veranderen. Maar is dat ook zo? Ik zal je een voorbeeld geven om te laten zien wat ik bedoel. Stel, er liggen niet 1 maar twee mensen tegenover de vijf. Zou je dan ook de knop indrukken, en twee mensen doden in plaats van vijf? En wat als er drie op het spoor lagen, of vier. Vier mensen dood laten gaan in plaats van vijf is nog steeds een winst. Je redt 1 leven door vier mensen te laten overrijden in plaats van vijf, maar voelt het ook zo? De prijs die jij betaalt – het schuldgevoel dat jij voor de rest van je leven houdt – telt misschien ook mee. Zou jij nog steeds de knop indrukken als er vier mensen tegenover vijf op het spoor liggen? En wat als er maar 1 persoon op het spoor ligt, maar dit is een vriend of vriendin, of een familielid. Een familielid waarvan je houdt natuurlijk. Niet een familielid dat je graag onder een trein zou zien verdwijnen. Wat dan? En wat als je het verkeerd vindt om de knop in te drukken, en liever vijf mensen laat overrijden, maar een van deze vijf mensen is een geliefde van jou? Wat doe je dan? Zou je nog steeds de knop niet indrukken?

 

Nog een andere variatie. In plaats van vijf tegen 1, is het nu vijfduizend tegen duizend. Voelt dat anders? Rationeel gezien is de verhouding nog steeds hetzelfde. Vijf tegen 1. Vijf miljoen tegen drie miljoen. Vijf miljoen tegen een miljoen, maar de miljoen zijn allemaal mensen uit jouw land, tegenover vijf miljoen mensen uit een ver land waar je nog nooit geweest bent en waarover je alleen slechte dingen hoort op het nieuws. Wat dan? Vijf konijnen tegenover 1 kat. Ik zou de kat redden, ik zal het je eerlijk zeggen.

En nog een laatste variant, en dan laat ik je met rust, ik beloof het. Wat als er maar 1 spoor is, en op dit spoor liggen dus vijf mensen. De trein komt eraan en kan niet op tijd stoppen. Jij staat op een brug over het spoor en naast je staat een enorm persoon. Een beetje als Brendan Fraser in The Whale. Wat een mooie film was. En jij weet: als ik deze persoon van de brug duw voor de trein, dan stopt de trein op tijd. Zou je deze persoon voor de trein gooien? Negentig procent van de mensen die dit gevraagd werden, zeiden nee. En dat is interessant, want dit is exact dezelfde verhouding als waar we mee begonnen. Een tegen vijf. Maar nu druk je niet op een knop, nee, nu duw je zelf deze persoon voor de trein. Dus de manier waarop jij de keuze moet uitvoeren, heeft ook effect op je beslissing.

 

Okee, ik had beloofd dat ik geen nieuwe variaties meer zou geven dus dat zal ik niet doen. In plaats daarvan zal ik het een moment hebben over het punt van dit gedachte-experiment. Waarom zijn er zoveel variaties op dit probleem, inclusief versies met dieren? Je kunt bijna eindeloos veel variaties op het internet vinden als je zoekt op “trolley problem” in het Engels. Het punt van het experiment is te laten zien dat ethiek, dus wat we goed en slecht noemen in het leven, niet vast staat. We leven graag met vaste regels, vaste normen en waarden, want dat maakt het makkelijk om beslissingen te maken en om meningen te vormen. Maar dit gedachte-experiment laat zien dat onze normen en waarden ook worden beinvloed door emotie en onze cultuur. Of je uit een land komt waar individualiteit belangrijk is, of het collectivisme - de harmonie van de groep.

 

Het is heel moeilijk voor ons om de normen en waarden van andere tijden te begrijpen. De dingen die bijvoorbeeld tweehonderd jaar geleden normaal en geaccepteerd waren, of juist niet normaal gevonden werden en niet geaccepteerd werden. Vaak is het zelfs al lastig om te begrijpen wat onze ouders dachten en hoe ze zich voelden. Wij kunnen ons soms niet voorstellen hoe ze zo kunnen denken. Daarom is het belangrijk, denk ik zelf, dat wanneer mensen een antwoord geven op het gedachte-experiment met de trein, je hun antwoord niet meteen vergelijkt met je eigen antwoord, maar dat je kijkt naar meer dan alleen het spoor, de trein, de mensen op het spoor, en de knop. Kijk ook naar de omgeving, naar het weer, naar de kalender en naar de familie en vrienden van de persoon achter de knop. Wat zijn de exacte omstandigheden van deze persoon, hoe is hij of zij opgegroeid en hoe voelen ze zich vandaag. Als we dat doen, kunnen we misschien iets beter begrijpen waarom iemand op de knop drukt, of niet.